gekomen Vereniging tot Exploitatie
van een Proeftuin bij Julianadorp met
een jaarlijkse subsidie. Een laatste
initiatief van Loopuyt en Mann was
de stichting in 1912 van een fonds
ter ondersteuning van weduwen en
wezen, armlastigen, zieken, bejaarden
en andere hulpbehoevenden in Het
Koegras. Dit kreeg de naam 'Dirk van
Foreest-Fonds'. Het polderbestuur
kreeg met dit Fonds te maken omdat
het zich akkoord verklaarde de reke
ning van de beheerders te controleren
zolang er geen zelfstandige gemeente
in de polder was.
De bemoeienissen met de verschil
lende plannen van Loopuyt en Mann
betekenden niet dat de aandacht voor
de echte polderzaken verflauwde.
Op 28 december 1901 besloten de
ingelanden tot het instellen van een
commissie om te bekijken hoe er 's
zomers hogere waterstanden in de
vaarten gerealiseerd konden worden
om de droogte te bestrijden en de
scheepvaart gaande te houden. Het
kwam voor dat er 's zomers zoveel
water uit de vaarten werd opgemalen
dat degenen aan het einde bijna niets
meer kregen. Ook de bouw van een of
meer gemalen passeerde weer diverse
malen de revue. In 1913 gaf opzichter
Mann dit nog eens in overweging. De
vele privé-molentjes -in 1918 ston
den er meer dan 100- waarmee water
werd ingemalen konden dan verdwij
nen. Dat betekende een grote bespa
ring. De hoofdingelanden waren er
echter niet voor te vinden. Wel werd
er een jaar later een baggermolentje
aangeschaft om de vaarten beter op
diepte te kunnen houden.
De eerste proefnemingen met het
teren van wegen vonden plaats in
1923. Het was een succes en in 1926
ging de polder over tot het teren van
de Duinweg. De benodigde teer werd
ingekocht bij de gasfabriek in Den
Helder. Deze vorm van wegverbete-
ring was echter nog niet vanzelfspre
kend. De hoofdingelanden besloten
in 1927 tot een flinke bezuiniging op
de betreffende begrotingspost. Hierbij
speelde onvrede mee over het feit dat
de polder wegen onderhield waarover
veel doorgaand verkeer reed. Het
faciliteren van dergelijk verkeer was
geen polderbelang. Hoofdingeland
jhr. W Laman Trip stelde op dit punt
in december 1928 heel scherp
dat thans de wegen in den polder niet
alléén voor de ingelanden zijn en wij
eigentlijk wegenonderhoud betalen
voor anderen". Hij vond dat het Rijk
en de provincie het onderhoud van
wegen als de Strooweg moesten be
talen. Deze discussie leidde tot een
onderzoek waarbij nadrukkelijk de
blik op de gemeente Den Helder werd
gericht. Resultaat had dit vooralsnog
niet. Toch werd naderhand het teren
van de wegen krachtig aangepakt, ook
omdat het een besparing op het ver
dere onderhoud opleverde.
In 1939 verkocht de polder een per
ceel grond in Julianadorp voor 3.000
gulden aan de Boerenleenbank ten
behoeve van de bouw van een kan
toor met woning. Voor dit geld moest
een passende belegging worden ge
vonden. Bovendien had de polder een
stevig bedrag aan kasgeld op de bank
staan. Dijkgraaf Jb. Verfaille polste
daarom via een stroman M.C. Ros
kam, die zijn boerderij aan de Klaver
straat in Julianadorp met het bijbeho
rende land van de hand wilde doen.
De hoofdingelanden vonden het een
prima idee en in december 1939 werd
besloten om de boerderij voor 23.000
gulden aan te kopen. De polder ver
pachtte de boerderij vervolgens, het
eerste jaar aan Roskam.
De baggermolen van Vlam uit
Schoorldam
De in 1914 door de polder aange
schafte baggermolen bleek oerdege
lijk. Het door een 8 pk sterke petrole-
ummotor aangedreven apparaat werd
geleverd door de gebroeders Vlam
uit Schoorldam voor 3.100 gulden.
Dat was inclusief vier ankers en vijf
reserve-emmers. De molen werd af en
toe verhuurd. De gemeente Alkmaar
gebruikte hem bijvoorbeeld in 1915
voor het baggeren van de Hoorn-
sevaart. In 1932 meldde de werf
zich nog eens bij de polder. Vlam's
scheepsbouw was ondertussen opge
gaan in de N.V. "Scheba" met vesti
gingen in Schoorldam en Heemstede.
Het bedrijf beval stalen bouten aan
die het zelf kon leveren. Die waren
veel beter dan de gebruikelijke ijzeren
exemplaren. De motor was in 1933
aan vervanging toe. De polder liet dat
jaar door de Firma Berends en Co. uit
Schagen een tweecilinder Lister die
selmotor van 10 pk plaatsen. Hiermee
was 900 gulden gemoeid. In decem
ber 1952 werd de baggermolen voor
2.500 gulden verkocht aan het loon
bedrijf A. van de Grijp te Sliedrecht.
De polder had het molentje niet meer
nodig omdat het baggerwerk gemak
kelijker met een dragline vanaf de
walkant gedaan kon worden. Van de
Grijp zou het molentje eind januari
1953 ophalen, maar het bedrijf kreeg
het erg druk met de watersnoodramp
en daarom werd het enkele maanden
later. Acht jaar later, in februari 1961,
informeerde de Vereniging "Centrale
Baggerbedrijf" in Den Haag telefo
nisch bij de polder naar de herkomst
van het molentje. Secretaris Brugman
snorde het originele contract met
de gebroeders Vlam uit 1914 in het
archief op en stuurde dat toe. Meteen
informeerde hij naar de toenmalige
eigenaar. Toen bleek dat het molentje
nog volop in gebruik was bij de Gebr.
Ekelschot te Harmelen en wel voor
het baggeren van polderwatergangen
zoals voorheen in Het Koegras.
Oorlogsjaren en wederopbouw
Toen het besluit viel om de boerderij
van Roskam te kopen, was de Tweede
Wereldoorlog al uitgebroken. De Ne
derlandse regering voerde een strikte
neutraliteitspolitiek, maar deson
danks opende Nazi-Duitsland op 5
mei 1940 toch de aanval op ons land.
De oorlog en de bezetting hadden
enorme gevolgen voor de polder. Om
21