Duinbeplanting afgekocht De polder moest enkele jaarlijkse uitkeringen doen. Al besproken is de verplichting aan de HIJSM. Dat ging om een klein bedragje. Anders lag het met de vast betaling aan het Rijk voor de helmbeplanting van de Grafelijk heidsduinen en de Zanddijk aan de westkant van de polder. De akte van openbare veiling van Het Koegras van 1849 bepaalde dat er hiertoe 15 cent per hectare opgebracht moest wor den, in totaal kwam dat neer op 547 gulden en 76 cent. In december 1889 werd voor het eerst a&oping van deze verplichting aan de orde gesteld. De polder besloot echter een jaar later de zaak te laten rusten nadat gebleken was dat de minister van Waterstaat het dertigvoudige wenste te ontvangen. In 1892 deed het polderbestuur een nieu we poging waarbij werd aangegeven dat de uitkering circa één zesde van de begroting besloeg. Het duurde echter nog tot 1926 voordat de a&oop zijn beslag kreeg. Er was toen een bedrag van 10.955 gulden mee gemoeid. Polderbestuur op bredere basis tot de Tweede Wereldoorlog Het bestuur van de polder bleef tot 1905 ongewijzigd. Dat jaar werd er een college van hoofdingelanden ingesteld bij wijziging van het bij zonder reglement van bestuur. De grootgrondbezitter Jb. Verfaille drong tijdens de ingelandenvergadering van 3 oktober 1903 voor het eerst op een dergelijk college aan. Het bestuur nam dit voorstel over aangezien er nu meer dan 70 ingelanden waren tegen acht in 1873. Een vaste vertegenwoor diging van de ingelanden was daarom een goede zaak. De reglementswij ziging werd op 4 januari 1905 in het Provinciaal Blad afgekondigd. Het bepaalde de instelling van een da gelijks bestuur van een dijkgraaf en vier heemraden. Voorts kwam er een algemeen bestuur van 10 hoofdinge landen, te kiezen door de stemgerech tigde ingelanden. De verkiezingen vonden op 25 februari 1905 plaats en op 25 maart kwamen de hoofd ingelanden voor het eerst bijeen. Zij kozen toen een dagelijks bestuur. P. Loopuyt volgde D. van Foreest op als dijkgraaf. Van grote betekenis voor de ontwik keling van de polder was de stichting van een dorpje. Dijkgraaf Loopuyt nam hiervoor het initiatief. Samen met enkele familieleden richtte hij in 1906 een maatschap op. Er werd 2^ hectare land bij de school aangekocht met het doel dat in kavels bouwgrond te verdelen en door te verkopen. Bo vendien was er ruimte gepland voor een groot plantsoen. De maatschap liet ook een kerkje bouwen naar een ontwerp van opzichter Mann. Het oorspronkelijk 'Loopuytstichting' genoemde buurtje in opbouw kreeg in 1909, het geboortejaar van prin ses Juliana, de naam Julianadorp. De polder besloot in februari 1907 een lap grond in het plan aan te kopen. Het lag waarschijnlijk in de bedoeling hierop een polderhuis te laten bouwen. Loopuyt liet opzich ter Mann hiervoor een ontwerp in oud-Hollandse stijl tekenen. Van dit plan kwam echter niets. Wel nam de polder de wegen en het plantsoen in beheer over. In verband met de groeiende tuinbouw ondersteunde het polderbestuur bovendien de mede door toedoen van Loopuyt tot stand Het asfalteren van de Rijksweg langs het Noordhollands Kanaal ca. 1920. 20

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2009 | | pagina 22