Lammie. Een oud, maar heel groot huis, in feite een dubbel woonhuis. Het ruimteprobleem was toen in één keer opgelost. De komst van nummer twaalf (Okke Post) in 1932 en nummer dertien (Maarten Post) in 1933 was dan ook geen enkel probleem. 'Van de dertien kinderen heeft nooit één de gedachte gehad dat-ie eigenlijk niet gewenst was'. Aldus Jan Post. Maar dat nam niet weg dat er zo nu en dan wel pro blemen waren, met name financiële. De grote depressie (1929) had zijn intrede gedaan, de beruchte eco nomische crisis van de jaren dertig in de vorige eeuw. Met name in de visserij ging het in die jaren bar, bar slecht. Alle zeilen moesten worden bijgezet. Zodra dat maar mogelijk was moesten de kinderen helpen verdienen. De meisjes als hulp in de huishouding - in de gezinnen van de 'beter gesitueerden', de jongens als slagersjongen of vissersknechtje. Op allerlei manieren werd er voor extra inkomsten gezorgd. Er werden kippen gehouden en konijnen gefokt. 'Voor ons, de jongsten, de taak om voor het kleinvee te zorgen zoals dagelijks vers gras zoeken'. Over zijn moeder zegt Jan Post on dermeer: 'Haar economisch inzicht wist ons voor echte honger te sparen. Met onze ene paar (zondagse) schoenen en (doordeweekse) klompen van de sociale dienst en de door haarzelf gemaakte kleren behield zij haar trots en gaf ons het gevoel het iets beter te hebben dan andere kinderen. Kinde ren die vaak onderweg naar school de vuilnisbakken doorzochten om hun honger te stillen.' Vader Maarten kreeg tenslotte, in middels 50 jaar oud, in 1938 een baantje op de rijkswerf, door tussen komst van de heer Moree, een officier waarbij een van zijn dochters 'diende'. 'Voor 18,10 per week werd hij aan genomen als 'zeesjouwer', in de take laars werkplaats, een bedrag dat hij in de visserij onmogelijk kon verdienen.' En Jan Post voegt hier aan toe: 'Voor moeder brak een tijd aan waarin zij eindelijk wist wat er per week binnen kwam, zodat zij ook wist wat ze uit kon geven.' Jan Post (1928), zoon van visserman Maarten Post en Lammie Bais vertelt over zijn grootouders Bais ondermeer het volgende: 'Opoe en Opa waren twee bijzonder behoudende, gelovige mensen met een groot harmonisch gezin. Met name Opoe was zeer 'economisch'. In de tijd dat het vissen nog met de bot ter 'op het zeiltje' gebeurde, waren de inkomsten uit de visserij nogal eens ontoereikend. Eenvoudig doordat de vis te weinig opbracht. Dan werd er heel veel vis mee naar huis genomen. In vissersgezinnen was vis toen so wie so hoofdvoedsel, maar met het teveel aan vis wist opoe ook wel raad. Ze stuurde haar dochters met bakjes vis langs de huizen in de buurt om op die manier toch wat bij te verdienen. Zelfs de schillenboer, die graag bij grote gezinnen de aardappelschillen en het groenteafval ophaalde, moest daarvoor betalen. Het ging afhanke lijk van de hoeveelheid om een paar centen, maar toch. Toen de eerste motor op een vis sersboot gesignaleerd was, wilde opa Bais óók wel een motor in z'n botter hebben. Maar ja, zo'n ding kostte toen 1700,-, zo ongeveer tweemaal het jaarloon van een visserman. Doch Opoe vond het geen probleem: ze haalde haar oude kous tevoorschijn. Daar bleek genoeg in te zitten om de motor te kunnen kopen! Het zal dan ook niemand verbazen dat na verloop van jaren alle zonen van dit gezin, toen ze volwassen waren, een eigen botter van vader kregen: ome Janus (Adrianus) de HD80, ome Hessel de HD89, ome Geert en ome Dirk samen de HD26 en ome Piet de HD56. De laatste botter was de alleroudste, maar ome Piet kreeg er het winkeltje en de taanderij van vader Hendrik bij en dat leverde ook het een en ander op. De HD26, een prachtige ijzeren bot ter met twee masten en een motor van wel 80 pk, heeft de meeste naam gemaakt. Het schip is in de Tweede Wereldoorlog als eerste door Duitse bezetters 'gevorderd' en als kustwacht schip uitgerust. Gezonken ergens in Duitsland, maar na de oorlog toch weer als visserijschip in ere hersteld. De meiden werden overigens niet vergeten. Er werden namelijk ook huizen verworven, die de dochters via huurkoop in eigendom konden verkrijgen. Zo kwam moeder Lammie Bais en haar man Maarten Post aan Binnenhaven 101. Over zijn moeder Lammie Post-Bais vertelt Jan Post ondermeer over de enorme hoeveelheden vis die ook zij in haar leven 'verwerkt' heeft. 'Altijd bereid om de vis schoon te maken en te bereiden, zowel stoven, bakken, roken en zuren. Met name sardien werd behalve gerookt ook veel in het zuur gezet. Scharren werden vaak, aan touwtjes geregen, aan de waslijn gedroogd. Schol, rog, schelvis en ka beljauw werden vooral gestoofd. Poon zowel gestoofd, gebakken en gerookt. Schol en schar werd ook veel gebak ken (in slaolie). Zoals moeder staand in de achterdeur de krant las, onderwijl vis bakkend op een driepits petroleumstel, zich niet ontmoedigd toonde als de eer ste baksels door ons bij 't langslopen werden meegepikt. Beelden van lijnen met wasgoed, maar ook met drogende scharren. Beelden van moeder die met ons aan tafel zat om een emmer gekookte garnalen te pellen. Garnalen om zelf op te eten, bij het avondbrood, of ingezouten voor 'schaarser tijden'. Beelden van een oude Singer naai machine waarop moeder de zware duffelse stof verwerkte tot broeken en buizen omdat het geld ontbrak om die kleding te kopen voor manlief en de vissende zoons. Beelden van een lezende moeder, die intussen aan een trui of een sok breide. Beelden ook van een warme kachel en een moeder die tijd voor ons nam en verhalen vertelde. 53

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 7