De eerste oorlogsjaren, 1940-1942
"Hitier, die moest je in de gaten hou
den! Dat is de duivel zelf", zei mijn
Opoe in de mobilisatietijd. Als op de
radio deze schreeuwende dictator zijn
gif over ons uitstrooide, luisterde mijn
vader er met huivering naar. Opoe
wist de oplossing: uit die radio. Daar
mee was voor haar alles opgelost. Er
gens hoor ik dat geblèr nog. Het was
zo dreigend. En dan die verhalen die
je hoorde. De mobilisatietijd. Ik weet
nog dat ik in onze krant een gedicht
las van Clinge Dorenbos, dat ging
over een moeder die haar zoon, die
opgeroepen was om zich als soldaat te
melden, naar de trein bracht en tegen
hem zei: "Jongen als er oorlog komt,
bemoei je er niet mee!".
Ik was een meisje met een vrolijke
inslag. Ik vond het leven wel leuk.
Toen die dreiging voelbaar werd, je
wist het fijne er niet van, was het al
lemaal wel avontuurlijk. Er gebeurde
iets, er kwam iets op je af. De gesprek
ken met de buren werden meestal
buiten gevoerd. Het woord 'moffen'
viel veel. Ik zat op de schommel en
luisterde. Die Duitsers waren toch
wel een heel gevaarlijk volk. Het was
voor mij vreemd, want in de kerk had
ik een tante Milly, een Duitse vrouw,
die ik vreselijk lief vond. Ze noemde
mij altijd 'lieverd' en dat was voor mij
heel bijzonder, want mijn moeder was
niet zo innig met ons. Ik ging soms
uit school vandaan wel eens thee
bij tante Milly drinken. Het was er
zo vredig, zo gezellig. En ze maakte
heerlijke taarten. Mijn moeder ging
wel eens met mij mee. Dan ging het
gesprek ook vaak over die dreiging.
Tante Milly had een vogeltje in een
kooi, dat Zeppel heette. Op een keer
toen ik er met mijn moeder was om
zelfgemaakte wijn te proeven, mijn
moeder dan, mocht die vogel los en
in een mum van tijd ging hij op mijn
moeders hoofd zitten. De wijn had
zijn werk gedaan, want ze liep gillend
van het lachen door de kamer. Tante
Milly sloeg haar handen in elkaar en
riep: "Mein Gott nochmal". Nou, ik
vond haar eigenlijk de liefste en leukste
tante die ik had. Ze was getrouwd met
een Hollandse marineman. Ze hadden
geen kinderen en dat vond ze heel erg.
Ze beschouwde mij, dacht ik wel eens,
als een soort pleegdochter. En ze was
een Duitse. Ik wist soms met mijn ge
dachten geen raad. Opoe vond het een
schande, dat ik van mijn ouders altijd
naar tante Milly mocht, dat "Duitse
wijf". Mijn vader had altijd een sterke
eigen mening en die druiste nogal eens
tegen die van Opoe in.
En toen op een nacht gebeurde het.
Door de straten reden militaire wa
gens die de marinemensen opriepen
om zich onmiddellijk te melden in de
kazernes op de haven. Mobilisatie!
De hele buurt stond buiten. In nacht
ponnen en al. Iedereen praatte met
iedereen. Wij maakten van de uitzon-
Mobilisatie. Inspectie vai
de gewapende wacht in
1939 op de Hoofdgracht
door koningin
Wilhelmina
(Beeldbank HHV).
76