was zon schaftkeet een soort kruising van Sodom en Gomorra voor wat betreft de verhalen die sommige van de oudere bouwvakkers meenden te moeten spuien. Een, zeker voor 15-ja- rigen, bepaald ongezonde omgeving. Nou moet ik er onmiddellijk aan toe voegen dat diegenen waar ikzelf mee werkte gelukkig niet van dit soort waren, integendeel kan ik wel zeggen. Overigens waren hier natuurlijk ook weer uitzonderingen op de regel. Zo heb ik wel meegemaakt dat een van de bouwvakkers er geen been in zag om er openlijk voor uit te ko men dat hij naast de moeder ook de dochter in eenzame nachten bezocht. Weliswaar werd een dergelijke be kentenis niet met gejuich ontvangen, maar verdere consequenties zaten er niet aan. Zon schaftkeet was natuurlijk een vrij primitief onderkomen wanneer je dit vergelijkt met de tegenwoordige kan tine op een groot bouwwerk. Het was een hok waar wat oude houten tafels in stonden en voor het overige een paar houten banken. De toiletvoorzieningen waren zelfs nog primitiever. Bij de bouw van vliegveld De Kooy bestond die uit een balk aan de zuidkant van het bouw terrein, waar je gemakkelijk met vijf man naast elkaar kon zitten. Die lag in de lengte langs en boven de sloot. Er overheen was een soort groot bushok geplaatst, waarin de wind vrij toegang had tot de blote achterwer ken. In de zomer viel dat in zoverre mee, dat de wind niet koud was, maar dan stonk het er geweldig. In de win ter stonk het minder, maar had je bij een langer verblijf kans op een fikse blaasontsteking. Overigens zorgde je er natuurlijk wel voor dat het verblijf dan zo kort mogelijk was. Dit hield ook in dat sommigen meenden dat ze de zaken ook wel anders konden op lossen en het is dan ook wel voorge komen dat iemand die onder de vloer werkte ineens de volle lading over zich heen kreeg, omdat een anonieme eigenaar van een achterwerk meende dat een vloersparing ook wel als toilet zou kunnen dienen. Als jongste in het bedrijf werd je er op zaterdagochtend nog wel eens op uitgestuurd om nog openstaande rekeningen te innen. Veelal lukte de inning ook wel en kon ik na afloop van zo'n tocht enig geld afdragen, maar soms liep dit niet over rozen. Zo werd ik er een keer op uitgestuurd om een rekening van f 2,40 te innen voor de reparatie van een waterleiding. Het huis waar ik naartoe gestuurd werd bevond zich in de Oostslootstraat, met dien verstande dat je een steeg in moest en dan via een hoge trap aan de achterzijde bij de bovenwoning kwam. Nadat ik gebeld had deed een vrouw van onbestemde leeftijd open, ik gaf haar de rekening en tot mijn verbazing zei ze: "Laat die zwarte loodgieter maar even langs komen". Met deze boodschap gewapend ging ik uiteindelijk terug naar de zaak waar ik het elders wel geïnde geld afdroeg en tevens verslag deed van mijn bele venis. Tot mijn niet geringe verbazing zei mijn baas toen "Die vuile klere hoer, die wil de gelijkmaker scoren" Een taalgebruik waarvan ik in die tijd de strekking niet geheel begreep. Later is me uiteraard een en ander verduidelijkt. Hoe het verder met de rekening is afgelopen weet ik echt niet, dus ook niet of de gelijkmaker ooit nog gescoord is. Als jongen had je soms wel eens het een en ander te verduren. Je moest regelmatig op pad met de bakfiets om iets te halen. Bij voorbeeld brandstof voor de benzinelampen die toen nog op grote schaal gebruikt werden. Dat werd dan gehaald bij de bekende fa. Brederode die voor dit soort zaken een opslagplaats had waar een grote verzameling van allerlei mandflessen met chemicaliën stond opgeslagen. Het zou tegenwoordig een soort nachtmerrie voor een milieuambte naar zijn. Maar toen kon dit kennelijk zonder dat er, zover ik weet, ernstige problemen uit ontstonden. Hoewel, misschien is de grond er nu nog wel vervuild. De benzinebranders, ook wel blaas- lampen genoemd, werden gebruikt voor het solderen van loden en kope ren waterleidingbuizen en het waren onmisbare stukken gereedschap voor de toenmalige loodgieter. Een van de ouderen had het vaste grapje wanneer je met hem op een plaats werkte waar je niet gemakkelijk de benen kon nemen, dat hij je met de brandende lamp benaderde en tegen je zei "even het prakkie opwarmen" en met deze woorden de brandende benzinelamp tegen je kruis drukte. Het eindresultaat was dan, dat de jongen die met hem werkte dikwijls met een aantal ronde brandplekken in zijn overall rondliep die allemaal rond zijn kruis gelegen waren. Natuurlijk was het zo dat je, na verloop van tijd, wraak nam door bij hem hetzelfde te doen. Ander gereedschap dat veel gebruikt werd waren de petroleumkachels. Ze werkten min of meer op hetzelfde principe als de benzinelampen, maar werden met petroleum gestookt. Om het vergassingsproces op gang te helpen werden ze, net als de benzi nelampen, eerst voorverwarmd met een kleine hoeveelheid benzine of spiritus. Je moest hierbij natuurlijk altijd oppassen dat er geen brand ont stond door de gemorste benzine of de spiritus. Deze kachels werden voorna melijk gebruikt voor het heet maken van de grote soldeerbouten van ca. 1 kg, die gebruikt werden bij het solde ren van platte daken met een zinken bedekking of bij het leggen van goten. Na verloop van enkele jaren werden ze vervangen door kleine gasflessen met branders voor het solderen en grote gasbranders als vervanging voor de petroleumkachels. Cor Bakker, Valthermond (wordt vervolgd) 68

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 22