smid in de Krugerstraat terecht. Ge durende vrijwel de gehele week die ik daar gewerkt heb, heb ik me bezig gehouden met het boren van gaten in gootbeugels, een naar mijn smaak weinig inspirerende bezigheid voor een 15-jarige. Diezelfde gootbeugels mocht ik overigens later bij de fa. Feij aan het dak schroeven. Mijn carrière bij Smit was nog van veel kortere duur dan die op de dijk, want zoals gezegd al na een week, tegen een weekloon van f 11,06 (ik verdiende f 0,25 per uur en had geen 48 uur gewerkt), verbrak ik deze verbintenis. Tot wederzijds genoegen naar ik denk. De fa. Feij Onderwijl was geregeld dat ik de maandag daarop bij de fa. Feij in de Koningdwarssstraat aan het werk kon. Mijn verdiensten maakten ook onmiddellijk een reuzensprong, want mijn loon werd daar f 14,00 per week. Dat was overigens in die tijd vrij rede lijk, want een jongen die er al werkte en die ik nog van de lagere school kende moest met een duidelijk lager weekloon genoegen nemen: hij was namelijk diplomaloos aan het werk gegaan. Bij de fa. Feij en haar opvol ger ben ik, met een onderbreking van 18 maanden gedurende mijn dienst tijd, tot mijn 26ste gebleven. Met wie ging ik daar aan het werk? Namen die me nog voor de geest ko men zijn Arie Petterson die bedrijfs leider was voor baas Ton Feij, Jan Limburg, tevens filmoperateur in de Tivoli-bioscoop en een bekend pianist in de plaatselijke muziekwereld, die de scepter zwaaide over de elektro technische afdeling, Rinus Rougoor, de zoon van Jan Rougoor die een elektrowinkel had in de Spoorstraat en die vrijwel gelijk met mij bij Feij kwam werken. Henk Tebbes, Her man Stikvoort, Gerard Garsteveld bijgenaamd 'de Zwarte'), Jan Snip, Freek Gorter en de broers Jan en Cor Koopman. Later kwamen daar nog bij Rikus Zeegers, Ko Joos (korte tijd bedrijfsleider) en later als bedrijfslei der Ome Jan de Jong De laatste had jarenlang een eigen zaak gehad die gevestigd was op de Zuidstraat. Na korte tijd werd ik ingezet bij de bouw van de uitbreiding van het vliegveld De Kooy. Dit betekende dat ik samen met Herman Stikvoort de waterleidingen, rioleringen en de sa nitaire installaties moest gaan aanleg gen in de toen nieuwe en inmiddels al weer verdwenen gebouwen, links van de huidige ingang. De rioleringen werden grotendeel uitgevoerd in giet ijzer wat een vrij zwaar werk was voor een vijftienjarige. Behalve wij tweeën kwamen er ook regelmatig anderen bij ons werken om ervoor te zorgen dat alles op tijd gereed kwam. Een zaak die bij mij behoorlijk indruk heeft nagelaten is de volgende. De officierskantine die meteen links naast de ingang lag, moest worden opgeleverd om in ge bruik genomen te worden. Daartoe moest, vlak voor de ingebruikname, een grote elektrische boiler geplaatst en aangesloten worden. Een van onze tijdelijke hulpen, een gepensioneerde 'werfiaan', werd er heen gestuurd om dit op zich te nemen. De man kon aardig solderen, maar had van z'n leven nog geen boiler aangesloten. Hij kreeg van diegenen die het apparaat hadden opgehangen en aan de elek trische installatie hadden verbonden te horen dat hij hem alleen maar wa- terzijdig moest aansluiten. Nu is het zo dat water in een boiler tijdens het opwarmen ca. 3% uitzet en dat het daarbij vrijkomende overtollige water via een op druk reagerende klep moet worden afgevoerd. Deze klep zit te genwoordig ingebouwd in een hulp stuk waarin nog enige functies zijn ondergebracht. Dit hulpstuk was toen niet aanwezig. Wel werd er een zoge naamde terugslagklep meegeleverd die in de toevoer werd ingebouwd en er voor moest zorgen dat het opge warmde water niet terug kon stromen in de koudwaterleiding en zo werd de boiler op de waterleiding aangesloten en aangezet. Alles leek goed te werken en om vijf uur ging iedereen naar huis. In de boiler werd echter een zeer hoge druk opgebouwd, want het water kon door de ingebouwde terug slagklep niet meer weg. 's Avonds was er een groot feest in de officierskantine tot er rond twaalf uur een daverende klap weerklonk en de boiler gelijk met deze klap, eerst dwars door de stenen vloer heen en daarna ongeveer een meter de grond ingeslagen bleek te zijn. Het hele gebouw stond in een mum van tijd vol stoom, want een groot deel van het water ging in zeer korte tijd hele maal over in stoom die zich door het gebouw verspreidde. Een groot deel van de omliggende muren was ontzet en stukken van het dak lagen her en der verspreid op het terrein. Geluk kig hadden er zich geen persoonlijke ongelukken voorgedaan. Maar het zal duidelijk zijn dat de volgende dag het terrein overstroomd werd door de marechaussee, want het woord sabotage zweefde over ieders lippen. Totdat na enkele dagen duidelijk werd hoe de vork in de steel zat. Ook op dit bouwwerk stond natuur lijk een keet waar gedurende pauzes geschaft werd. We gingen 's morgens, vooral 's winters, altijd meteen naar de keet toe, want daar brandde de kachel. Op die kachel, of dicht bij de kachel, stonden een paar emmers water en daarin werden de flessen met melk, die vrijwel iedereen mee nam, in gezet en tegen de tijd dat je ging schaffen was de melk dan op z'n minst lauw en als hij op de kachel had gestaan zelfs heet. Je moest er wel om denken de kroonkurk los te maken, want anders kreeg je na enige tijd een daverende klap te horen. Of je melk fles was in de emmer uiteen gespat en het water vermengd met de melk. De warme melk was in het koude jaargetij natuurlijk heerlijk. Overigens

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 21