Helderse wezen moesten in 1825 naar de Maatschappij van
Weldadigheid in Drenthe
Inleiding
Voor ons onderzoek naar de lotge
vallen van Zijper wezen, waren wij
onlangs in het Drents Archief in As
sen. Daar bevinden zich namelijk de
archieven van de Maatschappij van
Weldadigheid. Die zijn echter niet
zo goed ontsloten en dus moeten
vele mappen helemaal doorgenomen
worden. Voordeel daarvan is dat je
wel eens iets onverwachts kunt tegen
komen.
Zoals de staat, opgemaakt op 7 sep
tember 1825 door burgemeester en
assessoren (wethouders) van Den
Helder, van de "Kinderen, welken val
len in de Termen om uit het Algemeen
Wees en Armenhuis der Gemeente
Helder en Huisduinen, naar de Kolo
nie der Maatschappij van Weldadig
heid te worden opgezonden, en zich
ten dien einde op den 15 September
1825 te Hoorn moeten bevinden".
Onverwacht omdat we het idee had
den dat er uit Den Helder inder
tijd niet of nauwelijks wezen naar
Drenthe gestuurd waren1 en dan nu
opeens een lijst met maar liefst 25
namen.
Voorts vonden we wat summiere
gegevens over de 'Subcommissie van
Weldadigheid te Helder' (1826-1851).
Dankzij speurwerk van de werkgroep
genealogie van de historische vereni
ging Schagen, o.l.v. R.J.M. van de Pol,
beschikken we over nogal wat achter
grondinformatie. 2
De Maatschappij van Weldadig
heid (MvW)
Na de Franse tijd heerste er nog
steeds veel werkloosheid en armoede
in ons land. Er werd veel gebedeld en
velen moesten bedeeld worden. Dat
bracht de generaal Johannes van den
Bosch ertoe om op 1 april 1818 de
MvW op te richten, onder bescher
ming van koning Willem 1 en met
medewerking van prins Frederik.
Woeste gronden in Drenthe en di
recte omgeving zouden ontgonnen
gaan worden door armen, bedelaars,
landlopers en wezen. Eerst min of
meer vrijwillig, later gedwongen. Het
begon in 1818 met Frederiksoord in
de buurt van Steenwijk, in 1820 volg
den Willemsoord en Wilhelminaoord.
Daar gingen vooral stedelijke paupers
als kolonisten aan de slag om tot zelf
standig pachtboer te worden opgeleid.
Althans dat was de bedoeling.
Voor bedelaars en landlopers kwa
men er dwangkolonies in Veenhuizen
en de Ommerschans. Wezen gingen
vooral vanaf 1825 naar de speciaal
voor hen gebouwde grote gestichten
in Veenhuizen.
De eerste zending wezen
Bij Koninklijk Besluit was in 1824
bepaald dat gemeenten voortaan
maximaal 30 gulden per jaar per
wees subsidie mochten geven aan
lokale armbesturen/weeshuizen. Dat
was veel te weinig en dus vielen vele
wezen in de termen voor 'opzending'
naar Veenhuizen. Ook het provincie
bestuur oefende flinke druk uit op de
lokale bestuurders. Noord-Holland
moest, volgens een lijst van februari
1825, 1274 kinderen 'leveren' voor
de zojuist geopende gestichten in
Veenhuizen. Daarvan waren er 182
uit noordelijk Noord-Holland, waar
onder 14 uit Schagen, 16 uit de Zijpe
(uiteindelijk gingen er in september
maar 7), 25 uit Den Helder, 40 uit
Alkmaar, 50 uit Hoorn, 16 uit Me-
demblik, 3 uit Oude Niedorp en 4 uit
Winkel.
Generaal
Johannes van
den Bosch
(Proejkolonie,
p.60)