De winkel van
de ouders van
Marian Priem-
Ewalt. Op de
ruit staat
SigarenMagazijn'.
In de deuropening
de ouders van de
schrijfster van deze
herinneringen.
Tussen de kinderen
op de voorgrond,
naast haar broer
Coen (3e van links,
in blouson met rij
knoopjes), haar
zus Mies.
deur open staan, vanwege het mooie
weer. Er stond wel eens een paard
vastgebonden aan de muur. Dan bof
ten we. Dat paard moest dan beslagen
worden; kreeg nieuwe hoeven. De
smid was een oudere man met een wit
sikje. We mochten wel kijken, maar op
gepaste afstand. Hij nam dan een been
van het paard tussen zijn benen, wrikte
met een grote nijptang de 'spijkers' uit
de hoeven, trok de hoef eraf en ging
dan eerst met een scherp mes en later
met een vijl de dikke eeltrand te lijf.
Wij waren steeds bang dat het pijn
zou doen, doch dat was niet zo, zei de
smid. Dan ging hij naar binnen waar
een nieuwe hoef in het vuur lag, ging
daarmee naar het paard om te passen.
Dat rookte altijd enorm. Een beetje
bijwerken en dan gingen er weer van
die lange spijkers in. Ja dat was een
machtig gezicht om naar te kijken.
Als je de steeg uitliep kwam je in de
Middenstraat en dan schuin aan de
overkant was de Schoolstraat. Daar
stond onze school no. 4. De scholen
hadden toen nog geen namen, maar
cijfers. Als hoofd was er eerst meester
Gravemaker, met een donkere schorre
stem. Later kwam meester Veth een
lange mijnheer. Aan de kant van de
Middenstraat was een ingang van het
zevende leerjaar. In de Schoolstraat
was de ingang van de eerste tot en met
de zesde klas. In de eerste en tweede
klas had ik juffrouw Heiboer en mijn
zusje Lotty, die een jaar na mij kwam
had juffrouw Van Es. In de derde en
vierde klas kreeg ik dan meester Piet
van Zandwijk, een ontzettend aardige
meester. Alle kinderen waren gek op
hem. In de vijfde klas meester Eliot,
die was Joods en is niet meer terugge
komen na de oorlog.
In de eerste klas heb ik nog met een
griffel op een leitje geschreven, later
met een potlood en ik meen in de
derde pas met inkt uit de inktpot.
Dan maakte moeder van kleine lap
jes een inktlap, kleine gladde lapjes
van boven bij elkaar genaaid met
een mooi knoopje erop. Daar moest
je dan je pen aan afvegen. We zaten
met twee kinderen in een bank en
er waren wel veertig kinderen in de
klas. Ik weet nog heel wat namen
van toen. Cootje Postumes, Marietje
Hermans, Jansje van Doorn, Aagje
Mallie, Joop de Bunje, Cor Boerman,
Henny Heiligers, Klaas Lugthart, Joop
Kranenburg en Toontje van 't Hert.
De banken stonden netjes achter
elkaar in drie of vier rijen. Op een
dag toen we naar school gingen, was
er een opstootje bij de school. Wat
bleek, er stond inboedel buiten van
een gezin dat de huur niet meer kon
betalen. Dan werd je uit je huis gezet!
Dat was erg vernederend, als je hele
hebben en houwen zo voor iedereen
te kijk staat. Later heb ik het nog een
keer gezien, dat was bij 'rooie Sien'
een bekende figuur in de buurt. Ze
zat ongegeneerd in haar nachtpon bij
de brandende kachel. Op die kachel
stond een grijze pan.
Nieuwsgierige jongens tilden het
deksel op en er waren spruitjes in
de pan. Vanaf die tijd heb ik een
gruwelijke hekel aan spruitjes. Op
Koninginnedag 31 augustus, de laat
ste dag van de vakantie, mochten
we altijd naar de parade kijken. Dan
zaten we met nog meer buurkinderen
op de rand van het 'Dijkje'.
Dan hadden we een goed zicht op de
militairen die aan de parade deelna
men. Het hoogtepunt was voor ons
als de Marinierskapel er aan kwam,
want daarbij liep onze ome Toon als
pijper bij de tamboers en pijpers.
We konden het niet nalaten om tegen
het verbod in luidkeels ome Toon te
148