wielen om het transport te vergemak kelijken, kon je heerlijk als wipplank gebruiken. De tuin van het Instituut waar je niet in mocht komen, maar wat je toch trachtte te ontduiken om in het bezit van een paar kastanjes te komen. Ik geloof dat het in die tijd de enige plaats was waar kastanjebomen stonden. En dan het Wachtschip, eigenlijk het middelpunt van de haven. De haven zonder wachtschip was even ondenkbaar als het plantsoen zonder muziektent. Als ze je als kind verteld hadden dat het allemaal nog eens zou verdwijnen, dan had je lachend je schouders opge haald en op je voorhoofd gewezen. Ik ruik in gedachten nog de geur van het koffiebranden wat ze bij het Wacht schip deden. Dat kon je, als de wind de goede rich ting had, al bij het Peperhuisje ruiken. Uit de verte rook het nog lekker, maar hoe dichter je er bij kwam, hoe minder lekker was het. De mensen die aan die trommel hebben staan draaien, want dat ging met de hand, die zullen er ook wel niet blij mee geweest zijn. Er stond bij het Wachtschip een ge bouwtje waar we nog al eens graag om de hoek keken, want daarin zaten een heel stel vrouwen aardappelen te schillen. Meestal werd je weggejaagd. En hoewel je je moeder iedere dag kon zien aardappelen schillen wilde je er daar expres naar kijken. En dan de schildwacht. Voor mij als kind een gewichtig persoon die daar heel alleen dat schip stond te bewaken. Bovendien een geheimzinnig man, want mijn vrienden vertelden me, dat hij met niemand mocht spreken. Wat wij ook fantastisch vonden was een trawler in de haven. Voor ons was dat in die tijd een enorm vissersschip, omdat wij alleen maar de botters kenden. Je mocht bij die trawlers vaak aan boord komen, wat je niet goed begreep, want als jongen was je eigenlijk ner gens welkom. Maar het was ons er niet om te doen om aan boord te zijn, nee, het ging ons om de scheepsbeschuit die je wel eens kreeg. Dat vond je wel Het laden van kolen in de Buitenhaven (beeldbank HHV). zo lekker smaken. Je had er soms een hamer bij nodig om het kapot te krij gen, maar heerlijk! Een belangrijke gebeurtenis was ook het kolenladen. Het grote oorlogsschip aan de kant, wat de Gelderland, de Tromp of de Heemskerck kon zijn. De enorme loopplanken vanaf de kolenloodsen tot aan het schip. De mannen met hun kruiwagens met manden, stofbrillen en hun zwarte gezichten waar de rode lippen fel in uitkwamen. Als kind constateer je alleen maar het gebeuren en bleef je staan kijken. Maar je had er geen idee van wat een zwaar en vooral smerig werk die mensen aan het verrichten waren. De kolenstof lag werkelijk overal. Maar altijd trok je toch weer naar de omgeving van dat Wachtschip, wat voor velen niet alleen zo maar een schip was, maar ook een plaats waar je met een pan heen kon gaan om een hap eten te halen. Dat bleek dan wel hard nodig geweest te zijn, want zoiets doe je niet voor je plezier. Het enige wat ik me van eten van de Marine herinner is dat com miesbrood wat ze zelfbij de Marine bakten en waar ik wel eens een sneetje van gehad heb. Maar ik weet wel dat dat fantastisch smaakte. Misschien dat je smaak na vijftig jaar ook wel veranderd is. Weet u, als ik op de Zuidstraat nu de Schorpioen zie liggen, dan voel ik nog steeds iets van de sfeer van toen, die als een warme vacht om je heen hangt, maar waarin je onmogelijk terug kunt kruipen. Als kind heb je al deze dingen aan je voorbij laten gaan zonder je er aan te bezeren. Je belangstelling ging meer uit naar andere dingen, zoals op warme dagen de enorme kwallen in de haven, waar je wreed als je als kind bent, stenen doorheen gooide. Maar kwallen haatte je, omdat we wisten hoe erg je je aan deze dieren kon bezeren. Of we keken naar de onderzeeërs wat je geheimzinnige schepen vond omdat ze onder water konden varen. Of we keken naar de strijkijzers wat ik afschuwelijke schepen vond, of de kleine smalle torpedojagers die ze boten noemden, wat je als kind ac cepteert zonder je de betekenis daar van af te vragen. Nu je ouder bent wil je van alles het naadje van de kous weten. In elk geval van de dingen die je ziet als je wandelt in Den Helder. Jan Limburg, 1975 144

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 42