De Snelle Jutter v/h De Zwaluw
Wat is het stil in de Sluisdijkstraat.
Een bijna leeg parkeerdek onder
streept die stilte. Hoe anders was dat
in vroegere tijden, toen de drukke
winkelstraat leefde. Dit parkeerdek
symboliseerde eens de intrede van
de nieuwe stedelijke economie. Dit
parkeerdek staat letterlijk op de plek
waar ooit het fundament van een Hel
ders bedrijf is gelegd: De Snelle Jutter,
voorheen De Zwaluw.
Voor het raam van het huis aan de
Sluisdijkstraat nummer 1 (of mis
schien al als nummer 5 genummerd)
staat een meisje met nog één strik, en
stro, in het haar naar buiten te kijken.
Gerda van der Eijk is nog moe van
het spelen met andere kinderen in het
pakhuis. In het stro zal zij als zo vaak
haar andere strik hebben verloren.
Nog nahijgend kijkt ze naar buiten.
Vooraan in de Molenstraat ziet zij
hun pakhuis staan en helemaal aan
het eind de Muloschool. Denkend
aan verhalen van voorbije tijden dag
droomt zij over dat wat komen zal.
Het begint met de keuze van Bastiaan
van der Eijk, een welvarende veeboer
in Kethel, gelegen onder de rook van
Schiedam. Hij wil, hoewel sterk ontra
den door familie en vrienden, boeren
in het Koegras. Het zou wel eens zo
kunnen zijn dat Bastiaan van de pol
der heeft gehoord uit kringen rond
Mr. Pieter Loopuyt, koopman, lid van
de gemeenteraad, en wethouder van
Schiedam. Deze Pieter - later lid van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal -
geeft zijn schoonzoon Jhr. Mr. Van Fo-
reest de opdracht het Koegras namens
hem op 7 november 1849 van Domei
nen te kopen. Rond 1885 verhuist het
gezin Van der Eijk naar het noorden.
De naam Koegras is goed, de rest
niet. Het bedrijf levert niks op en is
vanaf het begin een aflopende zaak.
Als gevolg van de landbouwcrisis
tussen 1880 en 1895, die na de graan
bouw ook de veehouderij treft, is de
bedrijfsverplaatsing bij voorbaat tot
mislukken gedoemd.
Bastiaan wordt melkslijter. Het zijn
moeilijke tijden voor het kinderrijke
gezin. Zoon Cornelis weet op latere
leeftijd een boterham te verdienen
met bijvoer voor paarden. Hij voor
ziet het leger van lijnkoeken voor de
paarden die gestald zijn op fort Erf
prins. Hij heeft een paard en wagen.
Zijn 18 jaar jongere broer Andries
woont ondertussen bij hem in en
werkt mee. Dan krijgt Cornelis, ome
Kees, de kans om brievengaarder te
worden (hij brengt het tot beheerder
van het postkantoortje in Juliana-
dorp).
Andries gaat op eigen benen staan.
Het rijden van veevoer heeft hem op
een idee gebracht, en de toegenomen
welvaart - wat heet - vraagt erom: het
vervoeren en bezorgen van uiteen
lopende goederen, van pakketjes tot
meubilair.
In die tijd leert hij Gerrechien Eve
raarts kennen. Het zal 1915 zijn ge
weest als haar broertje Harm, pas 14
jaar, leerling kleermaker kan worden
bij Frans Nijpels. Een hele stap om op
die leeftijd Groningen voor Helder te
verruilen. Harm weet zus Gerrechien
over te halen om mee te gaan. Samen
gaan zij wonen bij een getrouwde
oudere zus. Gerrechien komt als
dienstbode bij een onderofficier aan de
Binnenhaven. Veel schone schijn en
geen cent te makken. Boven, op haar
zolderkamertje, plengt zij stille tranen.
Na een slechte tijd lacht het geluk
haar toe. Zij krijgt verkering met An
dries van der Eijk. Op 20 juni 1918
trouwen Andries en Gerrechien. Hij
heeft het pand Sluisdijkstraat 1 (dus
later nummer 5) gekocht en huurt
enkele loodsen aan de achterzijde van
de straat (daar waar nu het parkeer
dek is). In '40 - '45 stallen de Duitsers
hun paarden in de loodsen, en na de
oorlog komt daar garage Hoveling.
Het bedrijf start als bodehuis en stal
ling (nu zouden wij het hebben over
een distributiecentrum). Vervoerders
op Helder brengen en halen bij An
dries hun goederen. Particulieren
Sluisdijkstraat nr. 1
(nr. 5)(Fotoarchief
Albert Vermeulen).
138