die naar de naam Sjef luisterde, bleef,
voor naar ik nu kan schatten, een
kleine vier maanden,.
Mijn moeder en tante Gré waren nog
het meest geschokt toen de jongen,
die zeker al 12 jaar oud was, nog
niet zindelijk bleek te zijn. Hij kwam
uit een groot gezin en het was daar
gebruikelijk dat ze op een strozak
sliepen en daardoor kwam het er dus
niet zo erg op aan. Maar ook aan deze
inkwartiering kwam, rond de bevrij
ding, een eind en daarna keerde de
rust weer.
In 1944 was het zover dat ik naar de
lagere school ging. Van de school als
zodanig herinner ik me, dat ik wel
eens spijbelde of te laat op school
kwam doordat ik sterk in beslag was
genomen door het zoeken van kastan
jes. Daarnaast gingen we ook dikwijls
het veld in en kwamen dan met grote
hoeveelheden zilverpapierstroken
(window) thuis, die door de over
vliegende vliegtuigen werden afge
worpen. Dat er nogal wat zwaaide als
moe er achter kwam dat ik te laat, of
niet op school was gekomen mag dui
delijk zijn. Verder weet ik nog precies
de plaats waar de school stond en ik
zou er nog zo naar toe kunnen lopen,
als de huidige situatie niet geheel ge
wijzigd zou zijn.
In de oorlog gingen we regelmatig
naar de kerk zoals zovele gezinnen
die na de oorlog langzamerhand de
kerk de rug weer hebben toegekeerd.
Natuurlijk ging ik in Oosterwolde
ook naar de zondagsschool. De kerk
was in die tijd een relatief veilige
verzamelplaats waar de nieuwtjes
werden uitgewisseld en verder een
plaats waar sommige voorgangers ook
nog wel eens uitspraken deden die de
bezetter niet welgevallig waren, dit
tot groot vermaak van het kerkvolk.
Dat sommige voorgangers voor hun
vrijmoedigheid een hoge prijs, soms
zelfs de hoogste prijs hebben betaald,
is, veronderstel ik, bekend.
Het beste kan ik me nog de eerste
kerkdienst herinneren die we onmid
dellijk na de bevrijding van ons dorp
op 13 april 1945 meemaakten. Want
daar werd, voor het eerst sinds lange
jaren, het Wilhelmus weer in het
openbaar en uit volle borst gezongen.
Als zevenjarige stond ik dapper mee
te zingen tot groot genoegen van de
omstanders die het niet nalaten kon
den mij over m'n hoofd te aaien.
In Oosterwolde was het enige dat je
van de oorlog merkte de aanwezig
heid van een klein contingent bezet
ters die in het dorp gelegerd waren.
Verder waren er de dagelijks, in steeds
dichtere drommen richting Duits
land, overkomende bommenwerpers
en de bergen zilverpapierstroken die
ze uitwierpen. Door mijn moeder
werden de bommenwerpers, doelend
op de Duitsers, meestal vergezeld
door de woorden: "Zo die krijgen hun
trekken thuis".
Een ander aan de bezetting gerela
teerd verschijnsel waren de vele men
sen die, soms met een reis vanuit Am
sterdam achter de rug, naar ons dorp
kwamen om te trachten enig voedsel
voor hun gezinnen te bemachtigen.
Ze maakten gebruik van allerlei ver
voermiddelen zoals kinderwagens,
De intocht van de Canadezen (beeldbank HHV)
117