Vissen met een scharhoepel bij het havenhoofd, 1928 (beeldbank HHV). gunstige dagen gauw een flink zootje scharren bij elkaar. Kunst was er niet aan. Je hoefde die hoepel, met een stuk net en wat aas, alleen maar te water te gooien en na enige tijd weer op te halen. Mensen die nu hele dagen langs de kant staan om een paar visjes te van gen zouden hun ogen niet geloven als ze dat nog eens konden zien. Maar met de lijn vissen was in die tijd ook nog wel de moeite waard en kon je ook met een leuk braadje naar huis gaan. Die lijn was een doodgewoon stuk touw met een steen er aan en een paar haken, die je op de Zuidstraat of de Weststraat kon kopen. Maar met dat stuk touw vingen wij toen meer dan er nu met de duurste werphengels wordt gevangen. We hadden toen nog geen idee van nylon, laat staan van werphengels. Het was meestal zo, dat je alleen met een stuk touw en een paar haken op stap ging en ter plaatse de boel in orde maakte. Dat stuk steen vond je aan de haven wel. Het moest wel een flink stuk steen zijn, want bij het lopen van eb en vloed kon het lekker stromen en dan ging je lijn aan de haal. Ik vraag mij weieens af hoeveel honderden meters touw er op de bodem van de haven zijn achtergebleven. Vaak als je ophaalde bleef de zaak ergens vastzit ten hetgeen als resultaat had dat de boel brak. Het aas wat wij als jongens gebruik ten was meestal een stukje van een oude haring die we onder de steigers vandaan haalden, want die lagen er meestal wel. Geld voor pieren hadden we niet, hoewel die praktisch niets kostten. Je kon ze desnoods zelf ste ken op het Kuitje, maar dat was ons te veel moeite. Op onze manier ging het uitstekend. Ja, die haringen onder de steigers konden in de zomerdag lekker stin ken maar daar trokken wij ons niet veel van aan. We speelden evengoed op de steigers en de vlotten en spelen op die vlotten was niet zonder gevaar. Ik heb zelf wel gezien dat een jongen aan zijn kraag uit het water werd getrokken. Dit hield niet in dat je er nooit meer op speelde, nee, je moest er steeds weer afgejaagd worden. Om op die haring onder de steigers terug te komen. Die kwamen daar door de haringtrekkers die visten op Huisduinen of Texel en kwamen met hun vletten met haring naar de haven, waar ze op tafel gegooid werden om ze te sorteren en te tellen. Dat haringtrekken is op oude ansicht kaarten een romantisch gezicht en zou nu een attractie voor toeristen zijn. Maar geloof maar dat je het bij dat werk ook niet cadeau kreeg. Bij het transporteren en tellen van de haring vielen er altijd wel tussen de kieren van de steigers op de stenen en bleven daar dan liggen tot de vloed er bij tijd en wijle opruiming onder hield. Anders zou het op de duur niet te harden zijn geweest. Tussen die haring zat ook weer een assortiment andere vissoorten waar Haring tellen en sorteren op de steigers van het havenhoofd, 1928 (beeldbank HHV). 96

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 26