Bijlage 2
DE MOLENAAR VAN SANS-SOUCI (Naar het Fran-
sch) [zoals gepubliceerd in het Weekblad voor den
Helder en het Nieuwediep, 27 juni 1846; met dank aan
Jan Bremer en Maarten Noot]
De mensch is inderdaad een onbegrijplijk wezen!
Wie onzer immers blijft zich zeiven steeds gelijk?
De trotschaard werpt zich om een'beuzeling in 't slijk.
Die s morgens niet gelooft, wordt ligt als fijn geprezen.
Vóór nog de sombre nacht den dag van de aard ver
jaagt.
En anders niet dan 't kwik dat rijst en zich verlaagt,-
Naarmate 't luchtgestel het dringt in de enge woning
Verzinkt of rijst de mensch! En waarom zou een Ko
ning
Ook niet een enk'le trek ten goede hebben mogen?
Ik wil althans mijn' kracht beproeven en 't betogen.-
Ik heb, als mijn bewijs, -een klein verhaal gereed.-
't Is van Pruissens dappren Koning
Van den grooten Tweeden Frits,
Die als Koning niet beroemder
Dan als denkend wijsgeer is.-
Hij, die Oostenrijk deed siddren, -
In Versailles werd benijd
En voor schoone kunsten leefde
Na 't gedonder van de strijd;
Hij, die 't land van zijne vad'ren
Hemelhoog heeft opgeregt
Groot als wijsgeer, groot als Koning
Maar als christen bijster slecht;
Hij kreeg het in zijn hoofd een aangenaam verblijf
Te stichten waar - bevrijd van hoofschen dwang- zoo stijf!
Hij- niet wou jagen gaan of drinken, visschen, rijden,
Of, als zoo menig vorst- een plantenleven leiden-
Maar gaan studeren in de menschelijke natuur. -
En, om met al die ernst, wat korstwijl te mêleren
Soms met d'Argens, Voltaire en La Mettrie souperen.
Kortom het was van Frits eene echte Konings-kuur. -
In het lagchend oord, verkozen
Door den grooten kluizenaar
Woonde op zijn bemoste molen
Sans-Souci, de molenaar.
Onbekend met ramp en plagen
Ongemoeid door zorg en druk
Sleet hij hier gerust zijn' dagen,
Smaakte hij zijn stil geluk.
Want..van welken kant de wind ook
Waaide op zijn molentin,
Hij verhaalde slechts zijn wieken
En sliep onbezorgd weer in. -
Door 't aloud bekend karakter
Van den stillen eigenaar
Nam de Molen ras den naam aan
Van den braven Molenaar.
En de schoone plaats in 't ronde
Lokte maagd en jongling uit,
Om bij Sans-Souci te dansen
Op de maat van veêl of fluit! -
Sans-Souci! - o die naam des kweeklings der Natuur
Klonk lieflijk in het oor van den verheven Koning.
Het strookte met zijn smaak als vriend van Epicuur -
En met den naam van zijn eenvoudigen gebuur
Vereerde Pruissens Vorst zijn landelijke woning! -
Helaas! Is 't hier op aarde ons dan ten wet gegeven,
Dat twee geburen steeds in onmin zouden leven?
Dat heete dorst naar meer, die 's naasten heil verwoest
Steeds Molenaars maar - meer nog - Vorsten kwellen
moest?
Hier ging de Koning 't minst met zijn verstand te rade.
Hij sloeg met arendsblik des buurmans erfdeel gade
En, in de plannen op 't papier gereed gemaakt,
Was 't malend Sans-Souci geheel te niet geraakt.
Want - bleef die molen staan, weg was het Bellevue,
De gevel moest vermaakt en krom werd de avenue! -
Men riep den Molenaar bij 's Konings Intendant -
Een man van hoogen rang doch bitter min verstand! -
"Gij moet dien Molen ons, naar 's Konings wil verkoopen!
"Zeg mij dus kort en goed wat som zulks zou beloopen?
-"Wat somWel, niemedal: want ik verkoop hem niet!
"Ik vraag u immers niet wat prijs gij daarvoor biedt!
"Gij moet! - is fraai gezegd! - Die Molen is mijn' woning
"En hoort mij even goed als Pruissen aan den Koning!"
-"Kom, huisman! 't laatste woord! Bedenk eens wat
verdriet!...
-"Gij wilt mijn laatste woord?Welnu, gij krijgt hem niet! -
Dit antwoord wordt door Frits in zijn geheel vernomen.
Hij doet den Molenaar ten eerste bij zich komen.
Vermaant en dreigt en vleit - doch alles zonder baat!
"Vraagt gij waarom ik dit mijn erfgoed niet verlaat -
"'t Is, Sire! wijl 't door vlijt mijn vader heeft verworven.
"Daar is ook de oude man in mijnen arm gestorven!
91