m
het N
1843.
{y
fjeiiefe «ncn on«;«,ief»**itl un
endenuiiertijk Zn(urdags ei
b de pi ij» nn l 'ot 4 rrgeil
dLcn rvyel rueer 15 centen
ryciregt voor eike plaatsing.
puil.
'ormaat
>atte
enland,
heep stij-
igen, ad-
ipgevatte
van het
t goede".
aoren
e uitge-
nciale
wet-
periode
le Ach-
West-
t 1861.
frekwen-
?uwe Courant
i den Helder,
zuwediep,
Uemsoord,
z (beeldbank
tie (en de prijs) verhoogd van een keer
naar twee maal per week, op zondag
en donderdag. Daarmee was het geen
weekblad meer en het blad kreeg dan
ook een andere naam: 'Heldersche
en Nieuwedieper Courant'. Vanaf
1868 verscheen het blad drie keer
per week: op dinsdag, donderdag en
zaterdag(middag).
In 1861 kreeg Bakker een eigen druk
pers en verloor Giltjes zijn grootste
drukorder. Op 1 juni van dat jaar
kwam hij met een eigen krant: 'de
Nieuwe Courant van den Helder,
Nieuwediep, Willemsoord, enz.'die
ook twee keer per week verscheen en
ook 1,30 gulden per kwartaal kostte.
Een krantenoorlog was begonnen
Per 1 januari 1866 werd de krant van
Giltjes omgedoopt in 'Heldersche
Courant'. (4)
Eduard Douwes Dekker (EDD)
Hij, die zich later Multatuli zou gaan
noemen, werd op 2 maart 1820 in
Amsterdam geboren als zoon van
zeeman (kapitein op kleinere zeesche
pen) Engel Douwes Dekker en Sietske
Eeltjes Dekker-Klein. In 1832 ging
Eduard naar de Latijnse School in
het voormalige Aalmoezeniershuis bij
het Singel in Amsterdam. De Latijnse
School was de vooropleiding voor
predikanten en dokters, maar Eduard
verliet in 1835 plotseling de school
om jongste bediende op een handels
kantoor te worden. Driejaar later
ging hij naar (Nederlandsch Oost-)
Indië, waar hij bij het binnenlands
bestuur kwam te werken en opklom tot
assistent-resident op Ambon. De jaren
van zijn om gezondheidsredenen
verlengd) Europees verlof (1852-1855)
vormden een stormachtige episode,
waarna hij berooid naar Batavia te
rugkeerde. Begin 1856 werd EDD ass.
resident van Lebak (Zuid-Bantam)
en daar ging het mis. Met financiële
hulp van zijn broer jan, maar zonder
zijn gezin, vertrok hij in 1857 naar
Europa. Hij leidde daar een zwervend
bestaan, woonde o.a. in Duitsland. In
1859 schreef hij de Max Havelaar, dat
in 1860 verscheen. Hij gebruikte de
schrijversnaam Multatuli. Gescheiden
van zijn inmiddels in Brussel wonend
gezin trachtte hij van de pen te leven in
Amsterdam. (5)
EDD verbaasde als kind zijn omge
ving al met zijn rijmvaardigheid. Zijn
vriend Abraham (Bram) des Amorie
van der Hoeven [een jaar ouder, vol
tooide de Latijnse School op z'n 15e
en was op z'n 22e doctor in de theolo
gie, maar stierf vijfjaar later] dichtte
ook, evenals Eduards oudere broer
Pieter.
In 1838 schreef EDD het gedicht Mijn
schaatsen, dat door z'n moeder of door
broer Pieter aan een almanak zou zijn
aangeboden, maar nog niet is gevon
den. Het was toen de bloeitijd van de
almanakken - er verschenen er ieder
jaar een groot aantal en er was zoiets
als almanakken-poëzie: tijd- en plaats
gebonden gerijmel. Maar de bekendste
almanakken bevatten zeer serieus
bedoelde gedichten. Bijna iedereen die
iets betekende in schrijvend Nederland
deed eraan mee. De gedichten hadden
een godsdienstige en vaderlandslie
vende strekking. (6)
Waarschijnlijk maakte EDD in 1838
zijn berijming van 'Molenaar van
Sans-Souci'. Het verscheen dus in
1846 in het Weekblad van den Helder
door toedoen van broer Pieter. Het is
volgens de biograaf niet onmogelijk
dat broer Pieter in die tijd meer werk
van zijn broer naar die krant heeft
gestuurd, zoals - wie weet? - 'Mijn
schaatsen'. (7) Maar broer Pieter
hoefde niet te sturen, hij kon het zo
afgeven, zo zal blijken.
Pieter Douwes Dekker (PDD)
Deze oudere broer zag het levenslicht
in 1812, op Ameland. Hij maakte in
Amsterdam wel de Latijnse school af,
was als jongeling actief lid van de afde
ling Waterland van de Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen en schreef ook
zelf gedichten. In 1832 liet PDD zich
dopen, na belijdenis bij zijn catechi-
Multatulli, 1820-1887 (beeldbank HHV).
seermeester D. Boeke. In genoemd jaar
werd hij ook student aan de Kweek
school der Algemeene Doopsgezinde
Sociëteit in Amsterdam. Hij kon dus
thuis blijven wonen en zich, volgens
biograaf Van der Meulen, belasten met
de opvoeding van jongere broer EDD -
vader was immers veel op zee.
In 1839 vertrok Pieter Douwes Dek
ker naar het Friese Woudsend, onder
Sneek, om zijn loopbaan als doops
gezind predikant te beginnen. Twee
jaar later trouwde hij met "een meisje
Abrahamsz" [Maria, in 1809 in Aar-
landerveen geboren], zuster van zijn
zwager Cornelis, die met een zusje
van [naam] D.D. was gehuwd. (8)
In 1842 en 1843 stond PDD in de
Beemster, naar we mogen aannemen.
Daar immers werden de twee oudste
zonen geboren: Engel en Corne
lis. In Den Helder volgden Eduard
in 1845 en drie jaar later Fran^ois
Adrianus Gerard. Getuigen bij de
geboorte-aangifte van Fran^ois waren
de confraters van PDD: Lambertus
Vincentius Ledeboer (44) en Boude-
wijn Gerrit Clement (36). Het gezin
had in de loop der jaren steeds een
inwonende dienstbode, zoals in 1860
Louiza Bergman (Oirschot 1834), die
nota bene katholiek was. Twee voor
gangsters waren luthers. (9)
87
mM