ermooi- e waar offertje. >nder- im heen •achtig! ;wone knik- rs. r een it was, kapot len en knik- ar door as popu- aebben en gara- e begon arobeer- enz. n tot een is je rijk. kermis rtr het tje. Als je knikkers moest je bbelton, boven ip moest aas echt eerd gmaga- de van ltijd wel ringen, opeens je een 'wie niet hoor, om rganger •ingen, i je voet e smak at in nie. nee was. an je van I Middenstraat. Den He!dei De Middenstraat. Links op nr. 63 de (in het verhaal genoemde) fa. Bunje (beeldbank HHV). Vader een mooi blokje hout bemach tigen en je had een lekker dik krijtje, kon je een hinkelplattegrond maken. Ook daar waren vele varianten in. Tollen. Kon op twee manieren, met zo'n dikke ronde tol waar je een touw omheen moest winden en dan zo uit de losse pols op straat gooien. Bofte je, dan bleef hij mooi staan en kon heel lang draaien. Dat was meer voor de doorgewinterde tollers. Wij deden het heel simpel met een tol met een afdakje. Ze gebruikten dan een zweepje met een touwtje eraan. Dat wond je dan om het, zeg maar staan- dertje, en zwiepte het zo op de grond en dan maar slaan met je touwtje. Als het touw nat was kon het gebeuren dat het niet losliet en je tol met touw en stokje bij iemand door het raam vloog. Ja, en dan had niemand het gedaan. Auto's zag je amper. Een verdwaalde paard- en wagen en veel handkarren. Daar kan ik nog een echt gebeurd verhaal over vertellen. Ik was er zelf bij. De gebroeders Meyer, Japie en Nardus, waren handelaren in vod den en oude metalen. Ze liepen door de hele stad, maar als ze door de Langestraat kwamen, pauzeerden ze in café Koster. Als ze dan het pand verlieten waren ze niet bepaald nuch ter meer. Zo ook die keer. Japie zette de handkar bij ons voor de winkel en verdween in het café. In die tussentijd kwamen er een paar grote jongens aan die de assen van de wielen los maakten. Na verloop van tijd kwam Japie al zwaaiend naar buiten en liep naar zijn kar. Toen hij weg wilde lopen vlogen aan weerskanten de wielen van de as af. De kar dompte en Japie maakte een lelijke smak met zijn hoofd tegen de straat en kwam schreeuwend en vloekend overeind. Hij bloedde behoorlijk uit zijn hoofd wond en een toevallige voorbijganger ontfermde zich over hem en bracht hem terug naar het café. Inmiddels waren de jongens, uit schuldgevoel denk ik, de kar aan het repareren. Wij stonden als geschrokken meisjes in de winkel het tafereel aan te zien. Wat later kwam Japie weer tevoor schijn met een grote pleister op zijn voorhoofd en nog steeds razend en tierend verdween hij de straat uit. Toen mijn moeder een uurtje later in de slaapkamer moest wezen, hoorde ze een bang stemmetje vragen: "Is die enge man weer weg??". Was het een klein buurmeisje dat zonder dat we er erg in hadden de slaapkamer in was gevlucht. (wordt vervolgd) Marian Priem-Ewalt 85

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2008 | | pagina 15