Het 'landje van Kalis', waar nu de marinesportvelden zijn. De foto is genomen
vanuit de Lijsterstraat en geeft zicht op de Ruyghweg. Rechts op de achtergrond
het huisvuiloverlaadstation van de gemeentereiniging. Op de voorgrond een
Canadese legertruck (beeldbank HHV).
op zijn hoofd te zetten. Op een stuk
braakliggend terrein tussen de Lijs
terstraat en de Koekoeksstraat waren
loopgraven gegraven waar omwonen
den beschutting zochten tijdens bom
bardementen of beschietingen.
Achteraf was het natuurlijk heel naïef
om te denken dat tussen deze open
aarden wallen ook maar enige vorm
van bescherming tegen luchtaanval
len gevonden zou kunnen worden,
maar we deden in die tijd wel meer
vreemde dingen. In latere jaren zijn
aan de Burgemeester Houwing singel
op dit terrein huizen gebouwd maar
aanvankelijk waren hier 'de bossies',
een terrein begroeid met struikgewas
met daarachter een sloot waarin door
ons werd gevist op stekelbaarsjes. Ter
hoogte van de Sternstraat, die trou
wens door de jeugd uit de buurt werd
aangeduid als 'sterrestraat', bevond
zich een houten bruggetje dat toegang
gaf tot een daarachter gelegen volks
tuincomplex. Diverse malen ben ik
door woedende tuinders, die het niet
op prijs stelden dat wij ongevraagd
bezoeken aflegden aan de tuintjes, in
mijn kraag gegrepen.
Voor ons huis bevond zich het land
van Kalis, een stuk weiland waar we
vliegerden en dat in het voorjaar be
zaaid was met pinksterbloemen. Te
genwoordig bevind zich in dit gebied
het marine sportcomplex.
Tijdens de oorlogsjaren werd het
huisvuil in DenHelder opgehaald
door grote houten wagens. Het
huisvuil werd vanuit de emmers en
bakken van velerlei soorten en afme
tingen gestort in de open karren. Van
standaard vuilnisemmers, laat staan
van rolemmers, hadden we nog nooit
gehoord. De komst van een vuilnis
wagen in een straat werd dan ook
aangekondigd door het geratel van
de houten wielen en door de stank
die werd verspreid, om nog maar te
zwijgen over de 'boldootexpres', de
wagen waarmee de inhoud van de
toiletemmers werd opgehaald. Elke
kar werd getrokken door twee paar
den, zogenaamde Belgische knollen.
De paarden werden gestald in boxen,
gelegen aan een pleintje achter de
Koekoekstraat en iedere ochtend
opgehaald door de mannen van de
gemeentereiniging. Het gekletter van
de paardenhoeven was vanuit mijn
slaapkamer goed te horen en was dan
ook iedere morgen het sein om op te
staan en om mij naar school te bege
ven. Dit alleen als er onderwijs werd
gegeven, er logeerden lange tijd Duit
se soldaten in ons schoolgebouw aan
de Parallelweg en dan had je vrij van
school, hetgeen betekende dat er uit
gebreide zwerftochten door de voor
een groot deel verlaten stad konden
worden ondernomen. Mijn moeder
beweerde in die tijd dat ik alleen thuis
kwam om te eten en te slapen. Ook in
de school aan de Vischmarkt waren
Duitse soldaten gelegerd en geregeld
hield ik mij in die omgeving op om te
kijken of er soms wat te bietsen was.
Op een keer werd ik aangesproken
door een Duitse militair die mij vroeg
of ik hem een doos zwarte schoen
smeer kon bezorgen om zijn laarzen
wat op te kalefateren. Er volgde uitge
breid overleg met het thuisfront. Mijn
stiefvader was tegen de transactie, hij
beschouwde het als collaboratie.
Mijn moeder was wat praktischer in
gesteld en het was ook al geen vetpot
in die tijd. Tenslotte werd ons laatste
doosje zwarte schoensmeer geruild
tegen een hele zogenaamde 'kuch', een
enigszins zuur smakend grof solda
tenbrood.
Regelmatig was ik ook te vinden in of
om de vakschool voor meisjes aan de
Middenweg die ook al weer bewoond
werd door militairen in Duitse krijgs
dienst. Deze militairen waren niet
allemaal Duitsers. Het waren vogels
van diverse pluimage. Zij kwamen
o.a. uit Polen en uit Rusland, verstaan
deed ik ze niet.
Wel kon ik ze duidelijk maken dat ik
honger had waarop ze soms een paar
lege bierflesjes vulden met havermout
pap die, alsof het de goudschat van
de 'Lutine' betrof, werden vervoerd
naar de Ooievaarstraat. Dat vervoer
geschiedde per autoped die, als ik mij
ophield in de vakschool voor meisjes,
gestald werd in de hal van de school.
Tijdens zijn avondronde trof de Duitse
officier van dienst in de hal tot zijn
niet geringe verbazing een autoped
58