In het midden (met baard) meester Hoek, rechts (met sigaar) speeltuinopzichter
Boogaard (beeldbank HHV).
tal touwen met een lus onderaan. Dan
moest je een been in die lus steken,
hard lopen en dan met je andere been
afzetten. Als je met een paar was stelde
dat niets voor, het mooiste was als
alle touwen bezet waren. Je kon dan
echt heel hoog door de lucht suizen.
De grotere jongens deden wel eens
'Admiraal' (als mijnheer Bogaard niet
in de buurt was, want het was streng
verboden). Dan liepen zij met hun
been in de lus terug over de andere
kinderen, iedereen ging dan lopen en
zweven en dan vloog de desbetref
fende jongen hoog over ons allemaal.
Het was ook wel gevaarlijk, je kon
makkelijk een trap in je gezicht krij
gen. Mij niet gezien, dus ik bleef wel
aan de kant staan kijken. Er waren
ook grote houten hobbelpaarden. Ze
stonden op een houten ondergrond
en als je lang doorhobbelde schoven
ze over het plankier en zat je klem
in het gras en dan moest je weer een
grote jongen vragen om het paard op
zijn plek te zetten. Ook waren er twee
grote zandbakken met een brede hou
ten rand erom heen. Daar kon je fijn
taartjes bakken. Als je diep groef was
het zand nat en daar kon je perfecte
oliebollen van maken. Er was ook een
grote houten klimkooi. Met wat fanta
sie werd dat een schip en klom je in de
mast. In het midden stond een dikke
houten paal waar je zo heerlijk langs
naar beneden kon glijden. Als het in
de zomer een warme dag was, mocht
de kraan aan. Zo'n paaltje met boven
aan een bekken met in het midden een
soort wieltje waar je op moest druk
ken en dan kwam het water omhoog
en spoot zo in je mond. Daar moest je
wel voor in de rij staan.
De jongens probeerden dan hun
vinger erop te duwen zodat ze je nat
konden spuiten. Ja, wij hebben in
de vakanties heel wat uurtjes in de
speeltuin doorgebracht. In de winter
was de tuin dicht, maar dan kon je
woensdag- of zaterdagmiddag altijd
terecht in het clubhuis. Dan kon je
knutselen of figuurzagen. Maar wij
gingen het liefste naar de voorleesclub
waar meester Hoek met lichtbeelden
dan vertelde van Remi uit het boek
"Alleen op de wereld". Meester Hoek
had een lange grijze baard en vertelde
met zoveel emotie dat de tranen over
zijn wangen biggelden. Zo spannend
dat wij ook mee huilden. Op de
toverlantaarn waren we niet zo gek,
omdat daar vaak verhalen kwamen
met veel vechten, we luisterden veel
liever naar Meester Hoek. Ook weet
ik nog goed van de zomer dat prinses
Juliana zich had verloofd met prins
Bernhard. Toen kwam Mijnheer
Krijgsman om met ons een lied in te
studeren. Hij was blind en dirigent
van de kinderoperettevereniging
"Ons Genoegen".
Wij stonden allemaal om hem heen
op het grasveld en dan zong hij steeds
een regel voor:
"In 't kleine landje aan de zee
"waar blonde duinen staan
"is na een lange donkere tijd
"de zon weer opgegaan.
"want Juliana
verder weet ik de tekst niet meer.
Mijnheer Krijgsman was heel
muzikaal, hij pikte de valse
stemmetjes er zo uit. Die mochten
dan niet meer meezingen. Dat lied
hebben we later gezongen tijdens een
aubade voor het raadhuis.
In de buurt deden we ook veel
spelletjes. Vooral het "Er is een
rover in het bos, bos, bos" was heel
spannend.
Iemand ging zich verstoppen en dan
met een hele groep luid zingend
door de steegjes en straatjes. De
rover kwam dan onverwacht luid
schreeuwend te voorschijn, greep
iemand beet en die moest dan de
rover zijn. Voor luilak was het al
weken van te voren verzamelen van
oude deksels, emmers en teilen.
Die werden dan aan een lang touw
gebonden en dan zo vroeg mogelijk
de buurt door. Omdat er altijd kans
was dat de politie eraan kwam haakte,
je als meisje al snel af en liet je het
verder maar aan de jongens over.
Mijn vader was van 1895 en had nog
mooiere verhalen. Die zocht met zijn
kameraden op de dijk naar 'krengen',
dat zijn dode beesten die waren
aangespoeld. Die bonden ze dan aan
de deurknop bij mensen waar ze
waarschijnlijk een hekel aan hadden.
Of de poepemmers boven klem
zetten op een deur.
Hij kon daar smakelijk over vertellen.
Marian Priem-Ewai.t
54