hoofdofficier Marine Stoomvaart Dienst, 'dat de voordelen van zo'n Manginschroef bij hem helemaal had den afgedaan'. Deze ontboezeming volgde op de droogzetting van de 'Padang', schroefstoomschip 4e klasse (bestek 1877), te Singapore in 1890 of 1891. Schell stelde toen vast, dat de open ruimte tussen de voorste en de achterste bladen van de sta len Manginschroef helemaal dicht was gegroeid met eendenmossels zeepokken). 'Wat een weerstand en wat een kolen moet dat gekost heb ben' luidde zijn verzuchting. Dit dicht groeien zou overigens met een bron zen Manginschroef niet zijn gebeurd. Over het principe van de Mangin schroef nam Schell bij die gelegenheid het standpunt in, dat de uitwerking van de twee voorste bladen vrijwel ni hil moest zijn, omdat ze veel te dicht bij de achterste bladen stonden. Restte naar zijn oordeel als enige waarde van de Manginschroef, dat deze geheel verborgen ging achter de schroefste- ven als het schip onder zeil was. Inmiddels staat wel vast, dat Schell er niet zo ver naast zat, omdat thans bekend is, dat tandemschroeven een tegenvallend rendement leveren. De reden daarvan is hoogst waarschijn lijk, dat de door de voorste bladen naar achteren opgewekte stroming wordt gehinderd door de achterste bladen. Bij de lage scheepssnelheden van maximaal circa 9 knopen in de jaren vijftig van de 19e eeuw viel dat niet op. Enkele decennia later lag dat echter anders, omdat toen al scheeps snelheden boven de twaalf knopen konden worden gerealiseerd. De veronderstelling van Mangin, dat twee bladen achter elkaar equivalent zijn aan een enkel blad dat twee keer zo breed is, is in hydrodynamisch op zicht overigens niet juist. Wat betreft de invloed van het bladoppervlak bij gewone schroeven is thans verder bekend, dat slanke smalle bladen het beste presteren. De invloed van het bladoppervlak is overigens zeer beperkt en zelfs forse afwijkingen van het optimum hebben slechts zeer kleine gevolgen voor het rendement. Kenmerken schroeflichtinstallatie Al in 1841 had de Franse marineof ficier Nicolas Hippolyte Labrousse (1807-1871) een heel andere op lossing geopperd om de weerstand van de scheepsschroef tijdens de vaart onder zeil op te heffen. Deze oplossing bestond uit het aanbren gen van een schroeflichtinstallatie in het achterschip. De toepassing van de schroeflichtinstallatie werd vanaf ongeveer 1850 zelfs gemeen goed op kapitale zeilschepen met (hulp)stoomvermogen. Vanaf de jaren zeventig verdween de toepassing weer geleidelijk door een reeks van oorza ken, zoals de opkomst van schepen met dubbele schroeven, toenemend gebruik van drie- of meerbladige schroeven en natuurlijk ook door de afnemende afhankelijkheid van zeil- vermogen door steeds beter presteren de en renderende ketels en machines. De belangrijkste componenten van de schroeflichtinstallatie waren de schroefput in het achterschip en het schroefraam. Alvorens het schroef raam te kunnen lichten, werd de schroef in verticale stand geplaatst en werd de schroefas vastgezet met een zogenaamde vang of knijper. De schroef zelf werd in de verticale stand geborgd met een pal, die vanuit de bovenzijde van het schroefraam op de schroef werd neergelaten. In deze stand kon de schroef ontkoppeld worden van de schroefas en kon de schroef met het schroefraam in het achterschip worden opgehesen. De constructie, die deze ontkoppeling mogelijk maakte, werd in het Frans aangeduid als 'machoire ou fromage' en stond in Nederland bekend als 'kaaskoppeling'. Voor het lichten van het schroefraam is met name het ophijsen met kettin gen of lijnen gangbaar geworden. Dat was mogelijk, omdat het schroefraam langs sponningen in de schroefsteven en in de roersteven liep. Een blok kering met een veiligheidspal, die tijdens het lichten in de tanden greep van een op de sponningen aange brachte tandheugel, moest voorko men dat het schroefraam tijdens het hijsen naar beneden kon vallen. Dit zou kunnen gebeuren bij een breuk in de hijskettingen of-lijnen. Na te zijn gelicht, bevond het schroef raam met de schroef zich in de schroefput, die in het achterschip was uitgespaard. De schroeflichtinstallatie bracht he laas ook belangrijke nadelen met zich mee, zoals de verzwakte constructie van het achterschip bij houten sche pen en de hoge constructiekosten. De installatie werd dan ook vrijwel uitsluitend toegepast op oorlogsschepen. Kaaskoppeling: boven- en zijaanzicht 42

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 12