Manginschroef van het Franse transportschip 'Dordogne'(1856). De bedenker van de Manginschroef was de in 1818 geboren Franse mari ne-ingenieur Amédée Paul Théodore Mangin, die ten tijde van zijn pensi onering in 1877 de functie bekleedde van 'Directeur des Constructions Navales du Corps du Génie Maritime' op de marinewerf te Cherbourg, Frankrijk. De Manginschroef werd voor het eerst in juni 1853 beproefd op de stoomaviso 'Marceau'. Mangin zelf kreeg ter gelegenheid van de We reldtentoonstelling van 1855 te Parijs een onderscheiding uitgereikt als blijk van waardering voor zijn vinding. Bij de Nederlandse marine werd de Manginschroef in 1858 geïntrodu ceerd op het schroefstoomschip 4e klasse 'Vesuvius'. De Manginschroef van de 'Bonaire' Het bestek voor de stoomwerktuigen omschrijft de voor de 'Bonaire' be stemde Manginschroef als een stalen Woodcroft-Manginschroef van 2,59 meter middellijn met een gemid delde spoed van 2,74 meter. De naam Woodcroft verwijst naar Bennet Woodcroft (1803-1879) uit Manches ter, die in 1832 een patent vestigde op een schroefvijzel waarvan de spoed naar achteren toeneemt (N.B. 'toene mend in de lengte en afnemend naar de omtrek'). Dit beginsel komt bij de Manginschroef van de 'Bonaire' tot uitdrukking in de grotere gemiddelde spoed van de achterste schroefbladen ten opzichte van de voorste schroef bladen. Het begrip 'spoed' staat voor de afstand in meters, die een schroef the oretisch kan afleggen in één omwente ling. In de praktijk legt de schroef van een varend schip evenwel een kortere weg af ten gevolge van de weerstand van de scheepsromp. Dit in procenten uitgedrukte verlies werd voorheen de 'slip' genoemd en wordt tegenwoordig aangeduid als de 'schijnbare slip'. Een op de 'Bonaire' betrekking heb bend devies een modellogboek met betrekking tot de scheepsprestaties) specificeert, dat er bij de aanwezige Manginschroef sprake was van vier losse (dus op de naaf geschroefde en niet aangegoten) schroefbladen en van een gegoten ijzeren bol (als naaf). De gemiddelde spoed van 2,74 meter voor de gehele schroef werd geleverd door een spoed van 2,44 meter voor de voorste bladen en 3,05 meter voor de achterste bladen. Op enig moment (volgens het aan gehaalde devies in ieder geval vóór 1886) heeft de met deze eigenschap pen vervaardigde Manginschroef van de 'Bonaire' plaats gemaakt voor een (vermoedelijk) gewone tweebladige schroef met een diameter van 2,74 meter en een gemiddelde spoed van 3,65 meter. De weerstand van deze gewone schroef tijdens de vaart onder zeil was evenwel groter dan voordien met de Manginschroef. De volgens bestek 1876 vervaardigde Mangin schroef verbleef in 1886 nog wel als waarloozereserve) schroef aan boord. Tijdens proeftochten op de rede van Texel in november 1886 is onderzoek verricht 'naar den voordeeligsten stand, die aan de verstelbare schroef bladen konde gegeven worden'. Het bleek, dat verschillende standen van de schroefbladen nauwelijks verschil in vaart opleverden. Volgens het verslag ging de voorkeur niettemin uit naar de stand van de bladen, die de grootste spoed opleverde. Verder wordt nog vermeld: 'de snelheid van het schip bedroeg daarbij 9.1 Eng. mijl per uur, het aantal slagen 102 en het ontwikkeld vermogen 3101.P.K. bij een stoomdruk van 65 Eng. pond per vierkante Eng. Duim'. Dat er binnen de Nederlandse marine in de late 19e eeuw kritiek op de Manginschroef was gegroeid, blijkt wel uit de opmerking van Schell, 41 Vroeg 19e-eeuwse gewone tweebladige schroef (links) en Manginschroef rechts).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 11