de dijken en dus ook de nederzettin gen voortdurend moeten verplaatsen. Dat 'de waterbouwkundige Laurens Brandligt de getijdenkreek de Meir in 1781-'78 met dammen in een haven veranderde', begrijp ik evenmin. Niet alleen die jaartallen kloppen uiteraard niet, met de naam Meir zal toch zeker de 16e eeuwse getijdegeul het Nieu- wediep bedoeld zijn. Zo zijn er meer vraagtekens bij de inleiding te plaat sen. 'Doordat men het station (1958; G.J. van der Grinten) naar het zuiden verplaatste is het Prins Hendrikplein ontstaan'. Maar er is toch helemaal geen Prins Hendrikplein in onze goe de stad? We hadden ooit een Stations weg die later Prins Hendriklaan werd, maar dat was al bij raadsbesluit van 9 november 1915. Van een Prins Hen- drikplein weet ik niets af, wel van een Juliana- en Bernhardplein. Belang rijk? Natuurlijk niet, maar slordig is het wel. Zo is het ook slordig te bewe ren dat de Nieuwe kerk een (luid)klok bevat uit 1641, terwijl die klok al in de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) door de bezetter werd geroofd en nooit meer teruggekomen is! Dat de Petrus en Pauluskerk in 1965/66 gerestaureerd is klopt, maar dat was niet de laatste keer. Ook de meest recente restauratie had wel vermeld mogen worden, want daar is Voormalige Duitse ziekenboeg, staf gebouw, Nieuweweg 23. Kort na 1942 gebouwd in traditionalistische 'Hei- mat-stil' (Monumenten in Nederland. Noord-Holland, p.267). de kerk enorm door opgeknapt. De Chr. Geref. Kerk aan de Steengracht is al sedert 1993 door dit kerkgenoot schap verlaten en inmiddels van de 'vergadering der gelovigen'. De Oud- gereformeerde kerk (nu Hersteld Her vormde Gemeente) uit 1878, in de Hoogstraat, waarin zich een klokgaaf Van Assendelftorgel bevindt, wordt merkwaardig genoeg niet vermeld. Fort Lasaille is uiteraard Fort Lasalle. Van eerdere verdedigingswerken dan die uit de Franse tijd wordt géén melding gemaakt, terwijl toch de kruitmagazijnen van Kaap Hoofd nog aanwezig zijn in de Huisduiner polder: Fort Harssens wordt niet genoemd. De Verbindingswal', beter bekend als de Linie, kwam niet in de jaren 1826/27 gereed, maar pas tien jaar later. Er is enkele malen sprake van de (Helderse) architect J.J. van der Lek, maar de goede man heette Van der Leek. Dat het oude stoommachinegebouw op rijkswerf Willemsoord (1822) sinds 1889 bekend staat als 'graanpak- huis', is op zich juist. Maar deze me dedeling heeft alleen zin als men erbij vertelt dat die graanopslag er kwam, omdat er een grote bakkerij gebouwd werd (aan de havenkant) waardoor de marine kon voorzien in de broodbe hoefte van het eigen personeel. De Postbrug is niet ontworpen door S. Krijnen, maar door de bekende Amsterdamse architect P.L. Kramer die ook het monument voor het Reddingwezen op het Helden der Zeeplein ontwierp. De befaamde ste nen bank' (1917) bij het marinemu seum wordt niet gesignaleerd. Het wel genoemde oude Havenkantoor bij het Ankerpark is allang afgebroken. Ook het 'kledingmagazijn' en de 'artille rie kazerne', de enige karakteristieke gebouwen die bij de sloop van Oud Den Helder (1943/44) gespaard zijn, worden niet vermeld. De Algemene begraafplaats wordt ge dateerd in de 18e eeuw, terwijl er toch echt 17e - eeuwse grafzerken staan. Slachtoffers van de 'Adder' wordt om schreven als 'een forse cippus forse spitstoelopende grafzuil) van de mo nitor Adles'. En burgemeester K.J.C. Stakman Bosse wordt K.J.C. Stokman genoemd. Commandeur Jan Corne- lisz. (t 1719) was géén walvisvaarder. Jan Cornelisse Quack (ca 1640-1719), begraven in graf G-J-3, was bijna zijn leven lang schipper op de koopvaar der Bon Esperan^e. De zeer oude en werkelijk unieke grafzerk van Diewer Pieters (1672), waarop een pijporgel staat afgebeeld, wordt niet genoemd, wel die van de mij onbekende Geertje Bakker (t 1814) 'met rocaille motief' asym metrisch schelpachtig ornament). De mededeling dat de 'houten noodwo ningen Badhuisstraat 66-100 in 1948 door de Zweedse regering geschonken zijn' is onjuist. De woningen zijn via de Nederlandse overheid in ruil voor zaden, visconserven enz. gekocht in Oostenrijk. Eerlijk gezegd: ik voel me een beetje ongelukkig. We zullen wel weer ja ren vooruit moeten met de reeks Monumenten in Nederland. Ik heb voorlopig alleen het deel Noord-Hol land gekocht. Nee, ik voel me niet bekocht. Want het is werkelijk een prachtig uitgegeven kloek boekwerk. Maar ik begrijp niet dat er alléén in zo'n beknopte tekst over Den Helder zóveel fouten kunnen zitten. Je vraagt je onwillekeurig af: hoe zit dat met die andere teksten, hoe betrouwbaar zijn die dan wel? Waarom heeft men niet de moeite genomen de concept teksten voor te leggen aan 'insiders'? In alle provincies doen overal mensen in historische verenigingen hun best zo verantwoord mogelijk voorlich ting te geven over de geschiedenis en monumenten van hun dorp of stad. Waarom daar dan niet even gevraagd: mensen, klopt het wel wat Wij van de monumentenzorg schrijven? Mis schien valt het elders in de provincie allemaal wel mee. Den Helder ligt immers wel wat erg ver weg van de kenniscentra van kunst en cultuur? Jan T. Bremer 31

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 33