Golfbreker, of 'paaltjespier' (beeldbank HHV).
Vletten tegen de zeedijk aan (beeldbank HHV).
dan ook precies zien waar je gezeten
had.
Ook zetten we wel lege flessen op
die palen om stuk te gooien. Die fles
moest je wel gevonden hebben, want
thuis kreeg je hem niet vanwege het
statiegeld. Maar het fijnste was een
fikkie stoken. Rommel lag er genoeg
op de dijk om te verbranden. Als het
goed brandde, dan wat nat zeegras
er op, mensen wat een rook kreeg je
dan. Als je je aan de zeezijde niet kon
vermaken dan maar de andere kant
van de dijk. De meisjes plukten boter
bloemen. Dat was je reinste moord,
want voor je er mee thuis was, was
het een bosje ellende, wat niet gered
kon worden in een jampot met water.
Wij jongens plukten de paarse klaver
bloemen. Trokken er de bloemblaad
jes uit, en beten met onze voortanden
op de witte steeltjes. Je proefde dan de
zoete smaak van de nectar, waar de
bijen hun honing van maken. Suiker-
bloemen noemden wij ze.
Ook plukten we de ronde zaden uit
het kaasjeskruid, en aten die op. We
noemden ze koekjes, en maakten el
kaar wijs dat we het lekker vonden. In
werkelijkheid was er geen barst aan.
Paardenbloemen plukte je nooit. Die
noemden we zere ogen bloemen.
Waarom weet ik niet. Wel bliezen we
de kaarsen van de paardenbloem uit,
zodat er honderden kleine parachutes
in de lucht hingen. Ook vermaakten
we ons wel bij de steenhouwerij die
achter de dijk was. Op de grote brok
ken steen die daar altijd lagen kon je
schotsie springen. Of we voetbalden
achter het oude Casino.
Van wat oude kranten en een stuk
touw werd een bal gemaakt, en dan
maar uitsteken om de beste voetbal
lers onder de jongens aan jouw kant te
krijgen. Hoeveel jongens zouden van
daar met de zool van hun schoen naar
huis zijn gegaan? Dat zal wel menig
hard woord gegeven hebben. Als je
de prijzen van schoenreparaties in die
tijd nu hoort, dan moet je er om la
chen. Maar toen kon het in de meeste
gezinnen moeilijk gemist worden.
Vaak had vader zelf een schoenma
kerspootje en hamer om de schoenen
van het gezin te maken.
Ik heb tenminste vaak met van die
akelig dikke zolen onder m'n schoenen
gelopen. Er waren in Den Helder ei
genlijk veel dingen om je te vermaken.
Duinen, strand, dijk en haven hadden
allen hun eigen mogelijkheden. Ali
kruiken zoeken was een van die din
gen. Teilen van die dingen heb ik op
gegeten. Ik zou ze nu niet meer lusten,
maar vroeger vond ik ze heerlijk. Je
ziet op de dijk niet meer van die grote
alikruiken, Maar er zijn veel dingen
die je niet meer ziet. De klappers waar
je zo lekker op kon trappen. De lange
zeeriemen en de veters waar die grote
schepen aan vast zaten. Het is allemaal
weg. Net als de puitalen, de scharren
en de pietermannen die we vroeger in
de buitenhaven vingen. Niet dat ze niet
meer bestaan, maar in de haven kun je
ze niet meer vangen, en daarom ga ik
maar wandelen in Den Helder.
Jan Limburg (1975)
22