Ooievaarstraat
nr.157 op de hoek
van de Lijster
straat, aan het
begin van de oor
log. In de tuin op
de achtergrond de
moeder van L. Las-
schuijt. Het door
bombardementen
gebroken glas is
vervangen door
houtplaten
(beeldbank HHV).
Sunlightzeep of andere begerenswaar
dige artikelen.
Eenmaal werd ik tijdens een van deze
strooptochten op heterdaad betrapt
door een Duitse Feldwebel. Hij greep
me in mijn nek en ik vreesde het erg
ste, maar misschien wel omdat hij zelf
kinderen had van ongeveer dezelfde
leeftijd stak hij een pedagogisch ge
tinte toespraak af en nadat ik beloofd
had dat ik het nooit meer zou doen,
kon ik ongedeerd naar huis gaan.
Het duurde niet lang totdat de in
houd van de beide loodsen hun be
stemming in de Helderse fornuizen
en noodkacheltjes had gevonden en
nadat de loodsen leeg waren opge
leverd werden ze tot aan de grond
toe afgebroken. Het transport van de
houten schotten, waaruit de loodsen
bestonden, werd vergemakkelijkt
doordat ze, nadat er een grote spijker
in was geslagen, aan een touw over
de sneeuw werden voortgesleept.
Vervolgens was het zagen en hakken
geblazen en de kachel brandde weer
geruime tijd. Ik geloof dat in die tijd
het gezegde is ontstaan:"Zo komt Jan
Splinter door de winter".
Behalve dat ik mij bezig hield met
voedsel en brandstofvoorziening
pleegde ik ook nog een 'verzetsdaad'
door een op de Ruijghweg marche
rende groep Duitse militairen te be
kogelen met sneeuwballen.
De onderofficier die de groep bege
leidde liet halt houden en de achter
volging werd ingezet. Het viel nog
niet eens mee om dat watervlugge
scharminkel te pakken te krijgen,
maar uiteindelijk werd ik toch in
mijn kraag gevat en vakkundig inge
zeept met sneeuw.
Levendige herinneringen bewaar ik
verder aan de suikerbietenstroop die
door mijn moeder werd gekookt op
het fornuis in de keuken.
Allereerst was het natuurlijk de kunst
om suikerbieten te bemachtigen. Op
een oude damesfiets met zogenaamde
anti plof banden met daaraan met be
hulp van een touw vastgebonden kar,
trokken we langs de Jan Verfailleweg.
Veelvuldig brachten we bezoeken aan
daar gevestigde boerenbedrijven o.a.
die van Arie Tesselaar, ook wel om
melk te halen.
Veelal moest je om in aanmerking
te komen voor een fles melk eerst
schillen inleveren die op een grote
hoop werden gestort. De schillen
werden gebruikt om de koeien te
voeren. Maar ja, hoe kom je nu weer
aan schillen? We hadden immers ook
geen aardappelen. Aldus ontstond
een soort van vicieuze cirkel. Ik dacht
een oplossing voor dit probleem te
hebben gevonden door, nadat ik de
schillen had gestort op de hoop en
nadat mijn fles gevuld was met melk,
mijn schillenzak weer opnieuw te
vullen vanaf de hoop. Dit lukte enige
malen, maar op een gegeven ogenblik
kom je toch flessen tekort. En boven
dien kreeg Arie Tesselaar mij in de
gaten en schopte me van zijn erf af.
Achteraf gezien wist de toenmalige
jeugd zijn tijd toch wel op een nuttige
wijze invulling te geven.
Dikwijls hoefden we toch niet naar
school en jeugd- en sportverenigin
gen waren niet actief.
Was dit nu de goeie ouwe tijd?
L.Lasschuijt
18