Zr. Ms. schroefstoomschip 4de klasse'Bonaire'
Een houten schip met een ijzeren gestel
Inleiding
In de 19de eeuw voltrok zich in de
scheepsbouw de overgang van houten
naar ijzeren schepen. Als voordelen
van ijzer t.o.v. hout kunnen worden
genoemd: ijzer is duurzamer, de
laadcapaciteit van een ijzeren schip is
groter dan van een houten schip met
dezelfde tonnage, het langsscheepse
verband is veel sterker, dus kunnen
langere schepen worden gebouwd en
een ijzeren schip is waterdicht. Bo
vendien kostte omstreeks 1858 een in
Engeland aan de Clyde gebouwd ijze
ren koopvaardij zeilschip ca. £13 per
ton tegen een houten schip van ver
gelijkbare grootte ca. £14. Ondanks
dit prijsvoordeel gingen de reders niet
zonder meer over op geheel ijzeren
schepen. Dit had een aantal redenen,
met name de aangroei van de ijzeren
romp was een groot probleem. Dok
faciliteiten waren in die tijd nog be
perkt en goede aangroeiwerende verf
was nog niet uitgevonden.1
Als remedie tegen aangroei kon een
houten romp met koperen platen
worden bekleed. Om dit ook voor de
ijzeren scheepsbouw mogelijk te ma
ken werden een aantal constructies
bedacht, zoals de composiet bouwwij
ze, het 'plaatschip' en het ijzeren schip
dat volledig met hout werd bekleed.
Als voorbeelden worden hierna de
Engelse theeclipper 'Cutty Sark', de
Nederlandse klipperbark 'Nachtegaal'
en Zr. Ms. schroefstoomschip 4^e
klasse 'Bonaire' genoemd. De span
tenconstructie van Zr. Ms. 'Bonaire'
wordt vergeleken met de veel lichter
geconstrueerde 'Nachtegaal'.
Scheepsrompen van zowel hout als ijzer
De composiet bouwwijze werd toege
past bij de Engelse theeklipper 'Cutty
Sark', die in 1869 te water werd gelaten.
Op een ijzeren binnenkiel en ijzeren
spanten werd een houten huid beves
tigd, wat een lichte en sterke romp op
leverde. Zoals al is gezegd, een goede
aangroeiwerende verf bestond in die
tijd nog niet. Daarom werd de houten
huid onder de waterlijn met koperen2
platen bekleed, de zogenoemde 'dub
beling', zodat vrijwel geen aangroei
optrad. Bovendien bood deze 'dub
beling' bescherming tegen de Teredo
Navalis, de scheeps- of paalworm. Met
deze constructiemethode ontstond
een schip, dat uitstekend geschikt was
om een lading thee vanuit China naar
Engeland te vervoeren. Nu ligt het
schip als laatst overgebleven composiet
gebouwde theeklipper in een gegraven
dok in Greenwich bij Londen en was
het voor het publiek te bezichtigen.
Helaas is de romp op 21 mei j.1. voor
een deel door brand verwoest.
De Nederlandse klipperbark 'Nach
tegaal', die in 1884 te water werd
gelaten op de werf van J.F. Meursing
in Amsterdam was een voorbeeld
van een andere combinatie van hout
en ijzer. Op betrekkelijk dunne ijze
ren spanten werd een ijzeren huid
geklonken, die niet waterdicht was,
want de huidplaten werden niet aan
elkaar geklonken. De platen hadden
tot doel om het schip het noodzake
lijke langsscheepse verband te geven.
Kleine kieren tussen de platen waren
geen bezwaar, want op de ijzeren huid
werd weer een houten huid aange
bracht.
De naden tussen de huidplanken
werden gebreeuwd en op deze wijze
ontstond een waterdichte, lichte en
sterke romp, die werd gekoperd tegen
aangroei.
De met deze methode gebouwde
schepen werden door Meursing
'plaatschepen' genoemd. Dertien
jaar na de tewaterlating strandde de
'Nachtegaal' op Hertebeest eiland (bij
De Cutty Sark.
11