De HD 22, HD
160 en HD 228
(beeldbank).
De HD 22, "De
Jonge Geert"
(1911), werd
op 12-11-1942
gevorderd door
de Wehrmacht.
Het schip werd
ingezet bij de
Nebeltragergruppe
in Wilhelmshafen
(bron: F. Aalderink
en K. Oosterom,
De Helderse
visserij, pag. 104).
nenhaven liggen 's nachts en dan eerst
door de sluis, waar we niet allemaal
gelijk in konden. Dus dat was vech
ten wie er het eerst in de sluis mocht,
want wie het eerst in de Buitenhaven
was had ook het beste plekje om te
vissen.
De tweede dag lagen we te vissen,
toen het net zo vol liep dat het bo
ven kwam drijven (sardien drijft van
vettigheid). Een ander span vissers
achter ons raakte met z'n schroef ons
achternet en zo liep het hele net dus
weer leeg.
Je lag ook allemaal op en in mekaar.
Sardien is echter een trekvis en was na
zes weken op.
"Maar" zei mijn vader tegen mij "we
hebben een winterterinkje", dat be
tekende dat we deze winter tot het
voorjaar weer konden eten.
Wij met het schip terug naar Van
Ewijcksluis en daar het voorjaar afge
wacht.
Om weer bij de boer dat voorjaar te
werken, daar zagen we tegenop. Wij
gevraagd om op Texel, op garnalen te
mogen vissen. Dat ging goed.
We bleven nu aan boord tot vrijdag
middag en dan gingen we naar huis
in Van Ewijcksluis. Daar woonden
we inmiddels in de Kleiweg. Want de
bollen moesten in de schuur en de
oorlog was niet over.
Toen mochten we in een koeienstal
aan de Kleiweg. Die koeienstal werd
door vluchtelingenhulp verbouwd tot
een kamer-keuken met vier slaapka
mers, want we waren met z'n achten.
Wel liep de leiding van het water waar
de koeien uit dronken dwars door de
slaapkamers op een hoogte van 1.50
meter, dus stootten we daar vaak ons
hoofd tegen.
In november 1942 werd ons schip
door de Duitsers afgepakt en naar
Duitsland gebracht, waar het werd
gebruikt als nevelverspreider.
Er lagen allemaal vaten met een
vloeistof erin op dek. Wanneer er
dan vliegtuigen kwamen, werden die
vaten opengezet. Dan werd de gehele
stad in een nevel gewikkeld, zodat
de vliegtuigen niet precies konden
zien waar ze de bommen moesten
neergooien(dit hoorden we na de
oorlog).
Het was een hard gelag om zo je
broodwinning kwijt te raken; zelf ging
ik weer bij de boer werken.
Ik moest in 1943 gaan werken in
Duitsland, maar ben toen ondergedo
ken. Later ging ik bij een oom van mij
in IJmuiden varen. Dan mochten we 's
morgens om 7 uur varen en moesten
s middags om 5 uur weer binnen zijn.
De weekenden moest het schip in
Beverwijk liggen, dan mocht je niet
in IJmuiden blijven, zo bang waren
de Duitsers dat je naar Engeland zou
vluchten. Zelf bleef ik aldoor aan
boord vanwege de razzia's; in de trein
durfde ik niet te reizen.
In 1944 mochten we helemaal niet
meer vissen en zo raakte ik weer in
het boerenland. De oorlog raakte
over.
Mijn oom had zijn schip nog en die
vroeg of ik bij hem wou varen. Mijn
zwager had ook een kotter en die
haalde mijn oudste broer om mee te
gaan vissen.
Die gingen op 7 juli 1945 naar zee. Ze
gooiden het net overboord en lagen
nog maar net te vissen toen het net
vast liep in een mijnenveld. Dat mij
nenveld was juist voor het einde van
de oorlog door de Engelsen neerge
legd om de Duitsers het vluchten uit
de haven te beletten. Wij wisten dit
allemaal niet.
Het schip vloog de lucht in doordat er
een mijn tegenaan kwam.
(wordt vervolgd)
Jan T. Bremer
86