De admiraliteit van West-Friesland en het Noorderkwartier Een korte inleiding over organisatie, schepen en bevelhebbers In de zeventiende eeuw waren in Nederland vijf admiraliteiten ver antwoordelijk voor het beheer en de uitrusting van de oorlogsvloot. Een ervan was de admiraliteit van West Friesland en het Noorderkwartier, afgekort de admiraliteit van het Noor derkwartier, waarvan het bestuur beurtelings in Hoorn en Enkhuizen zetelde. De andere admiraliteitscolle ges waren in Amsterdam, Rotterdam, Zeeland en Friesland gevestigd. De vijf instellingen vielen rechtstreeks onder het gezag van de Staten-Gene- raal. De Staten-Generaal benoemden de admiraliteitsbestuurders, stelden financiële middelen beschikbaar en namen besluiten over de inzet van de oorlogsvloot. Om de activiteiten van de admiraliteiten op elkaar af te stem men vond er geregeld in Den Haag overleg plaats. Aan dit zogenoemde 'Haagsch Besogne' namen vertegen woordigers van de admiraliteiten en de Staten-Generaal deel. Het takenpakket van de admirali teiten was divers. In de eerste plaats dienden zij te zorgen voor de uitrus ting van oorlogsschepen. Maar de admiraliteiten hielden ook toezicht op kaapvaartactiviteiten, spraken recht in zeezaken en waren belast met de in ning van belastingen. In 1795, na de inval van de Fransen in Nederland, werden de admiraliteiten opgeheven en kwam een einde aan de decentrale organisatie van de Neder landse zeemacht. Bestuur en organisatie Aan het hoofd van een admiraliteit stond een bestuurscollege. Bij de admiraliteit van West-Friesland en het Noorderkwartier werd dit college gevormd door 11 raden, die elk een stad of provincie vertegenwoordigden. Naast Hoorn en Enkhuizen hadden de steden Amsterdam, Alkmaar, Mon- nickendam, Medemblik en de provin cies Utrecht, Friesland, Zeeland, Gel derland, Overijssel een vertegenwoor diger in het bestuurscollege. Deze mix van lokale en niet-lokale bestuurders was een bevestiging dat de admirali teit geen gewestelijke aangelegenheid was maar het landsbelang diende. Het was gebruikelijk dat een bestuur der voor een periode van twee jaar werd aangesteld. Vertegenwoordigers van steden als Hoorn, Enkhuizen en Medemblik waren voor hun benoe ming al burgemeester van hun stad geweest. Hun "achterban" verwachtte dat zij de belangen van hun stad in het admiraliteitscollege maximaal zouden behartigen. De lokale verte genwoordigers speelden een vooraan staande rol, mede omdat de vertegen woordigers uit de provincies vaker niet dan wel bij de vergaderingen in Hoorn en Enkhuizen aanwezig waren. Een admiraliteitsbestuurder had een drukke en afwisselende baan. Dit beeld wordt in ieder geval door de overgeleverde notulen uit de zeven tiende eeuw geschetst1. Vrijwel dage lijks kwam het bestuur in Hoorn of Enkhuizen bijéén om allerlei onder werpen te bespreken. Op de agenda stonden benoemingen, financiële Houten balie uit de achttiende eeuw afkomstig uit het Detail van de admiraliteitsbalie in het Westfries Museum admiraliteitsgebouw aan het Kerkplein in Hoorn. Het gebouw werd in 1877 gesloopt, waarna de balie in het Westfries Museum terecht kwam. 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 7