Op 26 juni hadden de meeste deelne mers aan het fameux exploit zich weer bij de hoofdmacht in de monding van de Theems gevoegd. De voorgaande dag was eindelijk ook het Zeeuwse eskader onder luitenant-admiraal Banckert opgedoken. De vloot werd geconcentreerd ten noorden van Sheppey om de Theems te blokkeren. Dat was niet naar de zin van de Sta- ten-Generaal die met het oog op de voortgang der vredesbesprekingen druk wilden blijven uitoefenen op de Engelsen. De Ruyter moest wederom de Theems opzeilen en een aanslag op Harwich voorbereiden. Er werd een eskader naar Harwich gestuurd, terwijl een ander op zee moest gaan kruisen. De hoofdmacht van 30 sche pen werd verdeeld in drie eskaders. David Vlugh werd ingedeeld in het 3e eskader. Aangezien de Theems voor grote schepen niet verder be vaarbaar was dan tot iets voorbij Gravesend, werd een smaldeel van 14 van de lichtste schepen, met Vlugh op 'T Wapen van Utrecht, hogerop gezonden. Op 7 juli ging het smaldeel iets beneden Gravesend voor anker, terwijl de rest van de vloot volgde. Omdat verder varen te riskant was besloten De Ruyter en de ruwaard terug te keren naar het Koningsdiep. Daar troffen ze vice-admiraal Corne- lis Evertsen met een aantal schepen. Hij kreeg opdracht zich te voegen bij zijn collega Enno Doedesz Star die tussen het Koningsdiep en Harwich kruiste. Samen moesten ze het zeegat van Harwich afsluiten.68 Op 8 juli arriveerden de aangekon digde troepenversterkingen uit Ne derland. Het betrof acht compagnieën soldaten onder de graaf Van Hoorn. De krijgsraad besloot nu Landguard fort tegenover Harwich, na een inlei dende beschieting door het scheeps geschut, door landingstroepen te laten innemen. De landingsmacht zou bestaan uit ruim 1000 mariniers en soldaten onder Thomas Dolman en 400 matrozen onder Vlugh en de ka piteins ter zee Adriaan Jakobsz Swart en Abraham Lus. Ten aanzien van de matrozen was bepaald 'dat onder yder getal van twaalf vier gestelt zouden worden bequaam om handtgranaaten te werpen: dat eenige stormladders zouden dragen, andere met zwaare handtbylen gewaapent worden, om met de zelve, en eenige trossen tou- werk, de palissaden om te hakken en om te haalen'.69 's Avonds 10 juli voegde de hoofd macht van de vloot onder De Ruyter zich bij Evertsen en Star. De soldaten en de matrozen zouden de dag daar op tussen Landguard fort en de rivier de Deben aan land worden gezet en het fort na het inleidende scheeps- bombardement innemen. Omdat de wind in de verkeerde hoek zat, moest de actie een dag worden uitgesteld. Op 12 juli zat de wind goed en zeilde de vloot, die voor anker was gegaan bij Orfordness, vlak langs de kust zuidwaarts naar de landingsplaats, een steenachtig zandstrand. Het fort lag op een vrij smalle landtong en bij vloed kwam de zee aan drie zijden tamelijk dicht bij de buitenste verdedigingswerken. Door de ondiepte langs de kust ble ven de schepen te ver van het fort en kon het scheepsgeschut dit nauwelijks bereiken. Daardoor was een effectieve beschieting onmogelijk. Kort na het begin van het bombardement was de landingsmacht aan land gezet. Het ging om 678 man landmilitie, 396 mariniers en 400 matrozen, bij elkaar 1474 man. De Ruyter en De Witt gin gen ook aan land. Ofschoon het bom bardement weinig effect had, zette De Ruyter de actie toch door. Van Hoorn bleef met ongeveer 600 man bij de landingsplaats achter om de sloepen te beschermen en om te voorkomen dat de oprukkende troepen in de rug werden aangevallen door een nade rend Engels regiment onder de graaf van Suffolk. Goeddeels onder dekking van een dijkje van kiezelstenen rukten de Nederlandse troepen langs het strand op naar het fort, een afstand van on geveer vier kilometer. De matrozen met de handgranaten voorop, op de voet gevolgd door De Ruyter en de ruwaard.70 'Dicht onder 't Fort koomende, liet men de matroozen voor uit trekken met de stormladders en 't handtgeweer. Maar d' Engelschen schooten zoo sterk met schroot, inzonderheit een galjoot, binnen 't gat [van Harwich] zeilende, dat 'er zulk een schrik quam onder de soldaaten, en voornaamelyk onder de matroozen, dat ze, de ladders neder- werpende, achter een hooghte bleeven leggen', aldus Gerard Brandt.71 De aanval bleef beperkt tot wat scher mutselingen. Het kwam niet tot een bestorming. De in paniek geraakte matrozen lieten hun stormladders en een deel van hun wapens in de steek en wilden terug naar de landings plaats. De bevelhebbers wisten een vlucht te voorkomen. Hun was echter wel gebleken dat de inname van het fort zonder krachtiger steun van het scheepsgeschut onmogelijk zou zijn. De actie werd afgeblazen. Bij de landingsplaats werd intussen hevig gevochten tussen de soldaten onder Van Hoorn en de inmiddels ge arriveerde Engelse troepen. Daardoor kon de landingsmacht zich pas na zonsondergang, toen de Engelse aan vallen waren afgeslagen, inschepen. De aanval had niets opgeleverd. Aan beide kanten bleven de verliezen beperkt. De opgaven van het aantal slachtoffers lopen overigens nogal uiteen. Algemeen wordt aangenomen dat die van Brandt, 7 doden en 35 gewonden, de werkelijkheid dicht benadert.72 David Vlugh en een nasleep van Landguard Fort Brandt's verhaal wordt goeddeels bevestigd door een attestatie in het notarieel archief van Enkhuizen. Op 19 januari 1673 getuigen drie ge wezen officieren van David Vlugh, opperluitenant Leonard Cuijper, luitenant Theunis Harmsz Dickert en meester chirurgijn Jan Thijsz dat zij 'in den jaare 1667 vaerende met den Requirant in desen, op den thienden july deszelfden jaers onder 't com mando van den Requirant in desen Vlugh] zijn gelandt op d' Engelse kust 54

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 56