De Vierdaagse Zeeslag van 11-14 juni 1666 Na Lowestoft waren de Engelsen eni ge tijd heer en meester op zee. Daar profiteerden ze niet van. Al op 23 juni kon schout-bij-nacht Adriaen Banc- kert met 17 lichte schepen, 3 jachten, 1 brander en 3 galjoten uitlopen om de Engelse oorlogsschepen die in het noorden rondzwierven te verjagen en de verwachte retourvloot uit Oost- Indië binnen te brengen. Het is niet bekend of David Vlugh daarbij was. Met raadpensionaris Johan de Witt als grote inspirator werden in ras tempo maatregelen genomen om de vloot op te lappen en te versterken. Er kwamen nieuwe schepen bij, het aantal officieren en konstabels werd uitgebreid en de bewapening werd verbeterd. Ook de knoop met betrekking tot het opperbevel werd doorgehakt. Hoewel De Ruyter daar de meest geschikte persoon voor werd geacht, maar nog niet terug was van een strafexpeditie tegen de Engelsen, werd Cornelis Maartensz Tromp, luitenant-admiraal van de Maze, voorlopig met het opperbevel belast. Zijn macht werd echter be perkt. Deze impulsieve, overmoedige en opvliegende Oranjeklant kreeg van de Staten-Generaal drie waak honden naast zich. Die moesten hem met raad en daad terzijde staan. Het betrof de raadpensionaris zelf en twee andere gedeputeerden, die op hun beurt werden bijgestaan door drie ervaren officieren van de landmacht als adviseurs voor de ingescheepte soldaten en twee, in zeemanschap en zeeoorlog, ervaren zeeraden. Op 11 augustus, vijf dagen na zijn terugkeer, benoemden de Staten van Holland De Ruyter tot luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland. De dag daarop verhieven de Staten-Generaal hem tot opperbevelhebber van de vloot, maar wel onder supervisie van de drie gedeputeerden. Tromp werd benoemd tot plaatsvervanger. Intussen werd Londen ernstig geteis terd door een pestuitbraak, had de Engelse admiraliteit geen geld om de vloot in zee te houden en verklaarde Frankrijk Engeland ook nog eens de oorlog. Niet dat het koning Lodewijk XIV menens was. Eigenlijk wenste hij slechts dat de twee zeemogendheden elkaar zouden afmatten en verzwak ken. Om die reden, maar ook om krasjes op zijn eigen schepen te voor komen, hield hij de vereniging van de Franse vloot met de Nederlandse tegen. Echter, de angst alleen al voor de mogelijke komst van de Fransen bezorgde de Engelsen in de Vierdaag se zeeslag de nederlaag. Een deel van hun vloot ging namelijk op zoek naar de Fransen en liet de rest verzwakt achter. Op 9 juni 1666 verliet De Ruyter, voor het eerst aan boord van De Zeven Provinciën, met 72 oorlogsschepen, 13 fregatten, 10 adviesjachten en 20 branders de rede van Texel en koerste naar het zuidwesten. Vlugh, de intussen geheel herstelde Schram en Stachouwer waren ook van de partij. Vlugh hield het bevel over 'T Wapen van Nassau, ook wel Gouden Leeuw genoemd. Dit schip was in 1653 te Enkhuizen gebouwd, gemonteerd met 60 stukken en had een bemanning van 210 matrozen en scheepssoldaten en 40 landsoldaten.51 Schram kreeg het commando over de Pacificatie, een schip dat kort daar voor, ook in Enkhuizen, van stapel was gelopen.52 De vloot was verdeeld in drie es kaders. Vlugh was ingedeeld in het voorhoedesmaldeel van het 1e eska der. Dit eskader stond onder bevel van De Ruyter, het voorhoedesmal deel onder dat van luitenant-admiraal Aart van Nes. De Nederlandse vloot ging op 10 juni in een lange linie voor anker tussen Noord-Voorland en Duinkerken. De Engelse vloot van nog geen 60 sche pen, een deel was immers op jacht naar de Fransen, kwam de volgende morgen met de harde wind mee op de Nederlandse vloot afstuiven en boorde zich in de achterhoede. De Vierdaagse zeeslag (11-14 juni) was begonnen. De Nederlanders kwamen als overwinnaars uit de strijd, maar wisten geen beslissing te forceren. 49 Aantekening van Tho mas Vlugh bij de kogel die werd verwijderd uit het been van zijn broer David (Westfries Archief, ORA Enkhui zen 5061-120). Trans criptie: Met dese Cogel is mijn broeder David Vlugh door het dick van sijn been geschooten Jnt gevecht teegens de Engelsen Jnt Jaer 1666 en comt dese Cogel de soon van mijn broeder Albert Vlugh toe

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 51