Met een nieuw schip naar Dantzig In 1656 nam Adriaan Dirksz Hout- tuijn deel aan een expeditie naar de Poolse havenstad Dantzig. Het was zijn eerste optreden als admiraliteits kapitein in vaste dienst. De aanleiding van de expeditie vormde een drei gende blokkade van Dantzig door het Zweedse leger. Een jaar eerder waren de Zweden, onder leiding van koning Karel Gustaaf, aan een indrukwek kende expansie begonnen. De expan sie ging vooral ten koste van Polen, waar zonder veel tegenstand stad na stad werd veroverd. Een blokkade of inname van Dantzig zou de Neder landse economie ernstig schaden. De havenstad was een belangrijke schakel in de graanhandel en werd niet voor niets de korenschuur van Nederland genoemd. Om te voorkomen dat Ne derland afaankelijk zou worden van de willekeur van de Zweedse koning, besloten de Staten-Generaal een vloot van 48 oorlogsschepen naar de Poolse havenstad te sturen. De oorlogsvloot stond onder leiding van luitenant-ad miraal Van Wassenaer-Obdam. Pieter Florisz en Michiel de Ruyter dienden als vice-admiraal. Houttuijn, die in het eskader van De Ruyter werd ingedeeld,46 comman deerde het schip het Wapen van Me- demblik. Dit oorlogsschip was in 1653 op een Medemblikker werf gebouwd en had nog niet eerder dienst gedaan. Het nieuwe schip gaf het eerherstel van Adriaan Dirksz Houttuijn extra glans. Voor Cornelis Jansz Opperdoes was het uitzeilen van het Wapen van Medemblik belangrijk genoeg om in zijn kroniek te vermelden.47 De Nederlandse schepen arriveerden eind juli op de rede van Dantzig. Het machtsvertoon leidde tot veel vreugde bij de inwoners van de stad. Zonder een schot op de Zweden te lossen, ondertekende koning Karel Gustaaf in september 1656 een verdrag met Ne derland. Hierin erkende de Zweedse koning de neutraliteit van Dantzig. Door dit succes was er voor Neder land geen reden om de oorlogsvloot langer in de Oostzee te houden en was Houttuijn begin november weer thuis. De Slag in de Sont op 8 november 1658 De expeditie naar Dantzig kreeg spoedig een vervolg. In augustus 1658 viel een Zweeds leger Denemarken binnen. Het doel van de Zweedse koning was om zo snel mogelijk Ko penhagen in te nemen en daarmee Denemarken te onderwerpen. Maar een snelle inname van de Deense hoofdstad lukte niet, waarna de stad werd belegerd. In Nederland werden deze krijgsverrichtingen op de voet gevolgd. Want wanneer Karel Gustaaf in zijn opzet zou slagen, zouden de Zweden de toegang tot de Oost zee volledig controleren. Opnieuw dreigde grote afaankelijkheid van de Zweedse vorst. Een Nederlandse re actie volgde in oktober 1658, toen een oorlogsvloot onder leiding van Van Wassenaer-Obdam koers zette naar de Sont. Het aandeel van de admirali teit van het Noorderkwartier in deze expeditie was groot. Van de circa 40 oorlogsschepen waren er tenminste 14 uit Hoorn, Enkhuizen en Medem- blik afoomstig. Ook Adriaan Dirksz Houttuijn nam aan de expeditie deel. Hij voer met zijn schip het Wapen van Medemblik in het eskader van vice-admiraal Witte de With. Om te voorkomen dat de Neder landse oorlogsschepen het belegerde Kopenhagen konden bereiken, blok keerden Zweedse oorlogsschepen de toegang tot de Sont. Op 8 november 1658 gingen de Nederlanders de con frontatie aan. Witte de With vormde met zijn eskader de voorhoede en zeilde als eerste de Sont in. Niet ver achter hem bevond zich Adriaan Dirksz Houttuijn. Vanuit de kastelen Kroonenburg en Elzenburg, die de toegang tot Sont beheersten, wer den de Nederlandse oorlogsschepen hevig beschoten. Hoewel de meeste Nederlandse schepen zonder veel schade de kastelen passeerden en de Zweedse vloot aanvielen, had Hout- tuijn pech. Het grote marszeil van zijn schip werd aan stukken geschoten waardoor hij niet in staat was zijn vice-admiraal te volgen. Tot overmaat van ramp veroorzaakte een schip van hetzelfde eskader een aanvaring en kwam aan het Wapen van Medemblik vast te zitten. Na een gevecht van zes uur trokken de Zweden zich terug en lag de weg naar Kopenhagen open. De Zweedse koning verloor tijdens de Slag in de Sont 11 schepen. Aan Nederlandse zijde sneuvelden de vice- admiraals Pieter Florisz en Witte de With. De Brederode, het schip van De With, werd door de Zweden tot zin ken gebracht. Kapitein Houttuijn ver loor in de strijd 8 bemanningsleden, 19 anderen raakten gewond. Op 17 november, ruim een week na de slag, meldde Houttuijn dat zijn schieman op sterven lag. De zwaar gewonde man was aan land gebracht. De boots man en de barbier van het Wapen van Medemblik waakten over hem.48 Een langdurig en koud vervolg Omdat de belegering van Kopenha gen aan landzijde voortduurde, bleven de Nederlandse oorlogsschepen op last van de Staten-Generaal voor de Deense hoofdstad liggen. De inval lende winter leidde tot beroerde leefomstandigheden aan boord van de schepen. Op nieuwjaarsdag 1659 schreef opperbevelhebber Van Wasse- naer-Obdam aan de Staten-Generaal dat het al enkele dagen vroor. De vorst bemoeilijkte de aanvoer van proviand en brandhout. Dagelijks stierven op varenden, vooral aan dysenterie. Zo overleed in februari ook de barbier van kapitein Houttuijn. Als gevolg hiervan werden de zieken en gewon den van het Wapen van Medemblik door de barbier van een ander Me- demblikker oorlogsschip verzorgd. De verzorging vond zowel aan boord van het schip als in Kopenhagen plaats.49 In het voorjaar van 1659 werd in Ne derland een tweede oorlogsvloot uit gerust om de Denen bij te staan. Deze vloot, waarover vice-admiraal Michiel de Ruyter het bevel voerde, bestond voornamelijk uit schepen van de Am- 34

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 36