voor de soldaten en andere WIC pas sagiers. Voor het overbrengen van de kostbare retourvracht beloofden de bestuurders een bedrag van 7.000 gulden te betalen. Het werd de schip per en zijn bemanning uitdrukkelijk verboden om koopmanschappen zon der goedkeuring van de compagnie uit Brazilië mee te nemen.9 Adriaan Dirksz Houttuijn en de WIC Waarschijnlijk ging Adriaan Dirksz Houttuijn een vergelijkbaar contract met de heren bewindhebbers van de kamer van het Noorderkwartier aan. Vast staat dat hij op 13 juni 1638 op de rede van Recife arriveerde. De lading van de Houttuijn bestond voornamelijk uit bouwmaterialen, te weten 30.000 klinkers en circa 1.600 gezaagde houten delen. Daarnaast bevond zich een hoeveelheid wijn, brood en brandhout aan boord. Zon der twijfel was de lading voor een bouwproject in de kolonie bestemd.10 Hoewel over de retourlading geen gegevens bekend zijn, mag worden aangenomen dat deze grotendeels uit suiker bestond. Voor zowel de WIC als voor de re ders moet de reis naar Brazilië naar tevredenheid zijn verlopen, want de partijen gingen in 1641 opnieuw met elkaar in zee. In de maand augustus van dat jaar lag de Houttuijn weer op de rede van Recife. Onder toeziend oog van locale WIC dienaren waren in het Medemblikker schip bijna 500 kisten met suiker geladen. Slechts een gering deel van deze suikerlading was voor rekening van de compagnie. Meer dan 75% was bestemd voor par ticuliere kooplieden, die hiervoor een vergoeding aan de WIC betaalden.11 In november 1641 was schipper Adri- aan Dirksz Houttuijn terug in het vaderland. Na aankomst werden de kisten met suiker uit de Houttuijn geladen en door de compagnie aan de rechtmatige eigenaren overgedra gen. In een enkel geval ging dat niet helemaal goed. Zo ontving Hillebrant Lievens uit Medemblik een kist met blanke suiker, waarvan de rechtma tige eigenaar niet kon worden vastge steld. Het was echter niet uitgesloten dat deze zich alsnog zou melden. Om problemen te voorkomen werd de overdracht van de kist aan Lievens bij notaris Abraham Pijl in Enkhuizen vastgelegd.12 Naast de grote hoe veelheid suiker had Adriaan Dirksz Houttuijn op de terugreis in 1641 ook passagiers aan boord. Een van hen was Antoni de Pree, vermoedelijk a&omstig uit Frankrijk. Hij had als soldaat in Brazilië gediend.13 Een voorspoedige reis naar Nieuw-Nederland Terwijl de bestuurders van de com pagnie nog bezig waren met de af handeling van de laatste retourvracht uit Brazilië, werd in het voorjaar van 1642 het schip van Adriaan Dirksz Houttuijn voor een volgende reis in gereedheid gebracht. Op 14 juni vertrok de Houttuijn van de rede van Texel naar Nieuw-Nederland, gelegen aan de oostkust van Noord-Amerika en onderdeel van het WIC imperium. Vermoedelijk trad de compagnie weer als bevrachter op. Echter een aanzienlijk deel van de lading van de Houttuijn werd in opdracht van één particulier naar Nieuw-Nederland verscheept. Deze particulier was Ki- liaen van Rensselaer, een voormalige bestuurder van de Amsterdamse kamer, die een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het WIC gebied in Noord-Amerika speelde. Omdat de WIC weinig succes met de kolonisatie van Nieuw-Nederland boekte, be sloot de compagnie in 1629 stukken land aan particulieren in bruikleen te geven. Zo werd ook Van Rens- selaer patroon van een stuk grond in Nieuw-Nederland. Zijn gebied, dat hij Rensselaerswijck noemde, was gelegen aan de bovenloop van de Hudsonrivier. Aan de kolonisatie van Rensselaers- wijck heeft ook schipper Houttuijn een bijdrage geleverd, want in juni 1642 bevonden zich aan boord van zijn schip tenminste 23 kolonisten. De voornaamste onder hen was dominee Johannes Megapolensis. Megapolen- sis was door Kiliaen van Rensselaer aangenomen om in zijn kolonie te prediken. De dominee, die eerder in Schoorl en Bergen had gepredikt, nam zijn vrouw en vier kinderen van 8, 10, 12 en 14 jaar naar de Nieuwe Wereld mee. Zij kregen ongetwijfeld een voorkeursbehandeling aan boord van de Houttuijn. Van Rensselaer had in het schip van Adriaan Dirksz Hout- tuijn ook tientallen kisten, pakken en tonnen laten inladen. Deze bevatten vooral basisbehoeften zoals kleding, spijkers en stenen. In twee kisten wa ren enkele kostbaarheden verpakt. De gouden en zilveren voorwerpen waren bestemd voor gouverneur-generaal Willem Kieft, de hoogste gezagsdrager van de WIC in Nieuw-Nederland. Met dit gebaar hoopte Kiliaen van Rens- selaer op medewerking van de locale WIC dienaren bij het opvangen van zijn mensen en goederen.14 De reis van de Houttuijn naar Nieuw- Nederland verliep zeer voorspoedig. De tocht, die via de Canarische Eilan den verliep, duurde slechts 51 dagen. Dit was een uitzonderlijke prestatie aangezien de gemiddelde oversteek naar de Nieuwe Wereld circa 93 dagen in beslag nam.15 Voor de passagiers, die het leven aan boord van een schip niet gewend waren, zal de snelle overtocht een aangename verrassing zijn geweest. Op 4 augustus 1642 arriveerde de Houttuijn bij Nieuw- Amsterdam, het huidige New-York. Daar gingen de passagiers van boord en werden alle goederen uitgeladen. In een brief van 11 september meldt gouverneur-generaal Kieft aan Kiliaen van Rensselaer dat de kolonisten in goede gezondheid waren aangeko men. Intussen waren de meeste van hen naar de kolonie Rensselaerswijck doorgereisd.16 Begin januari 1643 waren schipper Adriaan Dirksz Houttuijn en zijn bemanning terug in Nederland. De bovengenoemde brief van Willem Kieft had hij voor Van Rensselaer meegebracht. Het ligt voor de hand dat de retourlading van de Houttuijn 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 30