In de jaren daarna liepen de span
ningen hoog op tussen de Zweden
en de Denen. De Deense koning had
Zweden in 1657 de oorlog verklaard,
maar zijn leger was volstrekt kans
loos en werd al spoedig van de kaart
geveegd. De koning ondertekende
noodgedwongen het verdrag van
Roskilde, in februari 1658, waar
door Denemarken min of meer een
Zweedse vazalstaat was geworden. In
het verdrag stond tevens opgetekend
dat de Sont zou worden afgesloten
voor alle buitenlandse schepen. Daar
de Deense koning vertrouwde op
de steun van Nederland en enkele
andere bondgenoten met belangen
in de Oostzeehandel, verbrak hij het
verdrag. Hierop vielen de Zweden in
augustus 1658 Denemarken binnen.
Om de machtsverhoudingen in de
Sont weer te herstellen, werden door
Brandenburg, Oostenrijk en Spanje
landtroepen naar Denemarken ge
zonden om de Deense koning bij te
staan. De Nederlanders, die het mees-
te belang hadden bij het openhouden
van de vaarroute naar Dantzig en de
Baltische staten, zonden een vloot be
staande uit 41 oorlogs- en transport
schepen en 60 koopvaardijschepen
met voorraden voor het belegerde
Kopenhagen. De vloot met meer
dan 3000 manschappen kwam onder
leiding van Van Wassenaer-Obdam.
Hij commandeerde het middelste
eskader bestaande uit 13 schepen. De
With had de leiding over het voorste
eskader en Pieter Florisz op de Josua
over het eskader van de achterhoede
bestaande uit 11 schepen. Pieter Flo-
risz' eskader bestond vrijwel volledig
uit schepen van het Noorderkwartier,
met onder andere de Stad Monnic-
kendam met zijn oud-stadgenoot Jan
Sampelon als kapitein en het Wapen
van Monnickendam met de Monnic-
kendammer kapitein Claes Arentsz
Sloot. Op 10 oktober 1658, nog voor
de vloot zich had verzameld, bevond
Pieter Florisz zich met zijn eskader al
buitengaats. Hij kreeg toestemming
alvast te vertrekken en nog voorde
aenkomst vande voors vlote het ontset
van Copenhaege te tenteren [onder
zoeken]'. Dit laatste was vooral nodig
om vast te stellen of de Engelsen de
zijde van de Zweden zouden kiezen,
hetgeen niet het geval bleek.
Na twee weken, op 27 oktober, had de
voltallige vloot zich bij Jutland verza
meld en men wachtte op een gunstige
noordenwind. Het Slot Kronenburg,
dat zich ongeveer 50 kilometer ten
noorden van Kopenhagen bevond,
was door de Zweden veroverd en de
nauwe doorgang van de Sont werd
door ongeveer 45 Zweedse oorlogs
schepen geblokkeerd. Op 8 november
waren de omstandigheden gunstig en
om acht uur 's morgens voeren de eer
ste Nederlandse schepen de Sont in.
De Zweedse tactiek was eenvoudig.
Door de Nederlandse vlaggenschepen
vanaf het land en vanaf de schepen
onophoudelijk te beschieten, hoopte
men dat de vloot in verwarring zou
raken en lafaartige kapiteins op de
vlucht zouden slaan. Het eerste schip
dat de Sont invoer, de Brederode van
vice-admiraal De With, werd inder
daad continue onder vuur genomen
en na een hevige strijd veroverd.
De With vond hierbij de dood. Zijn
21
Caspar van den
Bos, Scheepsver
keer in de haven
van Hoorn (1655).
Penschilderij op
paneel. Westfries
Museum, Hoorn.
Het oorlogsfregat
dat centraal voor
anker ligt en wordt
gevisiteerd door
een statenjacht is
mogelijk de Josua.
Het schip liep in
1655 van stapel
en werd het vaste
vlaggenschip van
Pieter Florisz.
De Slag in de Sont op 8 november
1658