voor Pieter Florisz, maar het was ui
teraard niet de bedoeling geweest dat
deze informatie hem ter ore zou ko
men. Daarom werd op 30 december
1653 burgemeester Kaiser opgedragen
Pieter Florisz persoonlijk mede te
delen dat de burgemeesters en vroed
schappen eenpaerlijckverklaren dat
ze zijn verblijf in Hoorn houden voor
aengenaem. In januari 1654 nam Pie-
ter Florisz zijn intrek in een woning
aan de 'Luyendyck', de tegenwoordige
Binnenluiendijk, in het havenkwar
tier.27
Het misnoegen van Pieter Florisz
Met in het achterhoofd de Hoornse
reserve omtrent zijn benoeming, en
het feit dat hij zich nog steeds moest
behelpen met de Stad Monnickendam,
beklaagde Pieter Florisz zich op 5
april 1655 per brief bij de stadsrege
ring van Hoorn.28 Hij vond dat er
met hem werd gesold. Zo had hij zijn
woonplaats verlaten, zijn functie als
'ordinaris' kapitein opgezegd, maar
als vice-admiraal kreeg hij nauwelijks
werk. Aangekondigde expedities wer
den zelfs kort voor tijd afgelast. Zo
werd hij gelast 160 matrozen aan te
nemen en het zojuist afgelopen schip
Josua gereed te maken 'om te cruijsen
in de bocht van Spagnien ofte Elders',
maar in juni 1654 werd onverrichter
zake besloten het schip niet te laten
vertrekken.29 In plaats daarvan kreeg
hij de opdracht de Josua te lossen en
de Stad Monnickendam te equiperen.
Na enkele weken los- en laadwerk,
werd in juli 1654 alles weer stilgelegd
en bleef ook de Stad Monnickendam
op zijn plaats. Pieter Florisz kreeg
daarom de indruk dat hij niet op
dezelfde voet werd gesteld als andere
vice-admiraals waar hij, 'buijten roem
gesproken', niet voor onder deed. On
getwijfeld had Pieter Florisz recht van
spreken, maar de moeilijkheden rond
het equiperen van de oorlogsschepen
had echter niet zozeer te maken met
onwil als wel het gebrek aan gewicht
en financiën van het admiraliteitscol
lege van het Noorderkwartier. Op 2
juli 1654 blijkt uit een missive van de
burgemeesters van Hoorn aan de ad
miraliteit dat er eenvoudigweg geen
geld meer was een schip te laten uit
varen 'mits de groote schulden en[de]
lasten van hare burgerij'.30 In Den
Haag heeft men het Noorderkwartier
om deze reden waarschijnlijk ook zo
vaak mogelijk willen ontzien. Boven
dien was door de vrede met Enge
land, die in april 1654 werd getekend,
het in zee brengen van kostbare oor-
logsschepen niet noodzakelijk. Het
Noorderkwartier kon Pieter Florisz
op één punt tegemoet komen en dat
was door hem aan te stellen als vaste
bevelhebber van de Josua. Het schip
zou echter pas in mei 1656 weer in
actie komen.
De expeditie naar Dantzig in 1656
In 1656 had de Zweedse koning al
enige jaren een zekere expansiedrift
getoond door Polen de oorlog te
verklaren en Bremen te belegeren.
Er waren ook aanwijzingen dat Zwe
den in 1656 een blokkade van de
havenstad Dantzig [Gdansk] aan het
voorbereiden was. Daar de stad werd
beschouwd als 'de korenschuur van
Nederland' werd door de Staten-Ge-
neraal een vloot uitgerust om Dantzig
hulp aan te bieden. Op 31 mei 1656
vertrok een Nederlandse vloot van 48
schepen met 7000 matrozen en solda
ten richting de Sont. De vloot stond
onder leiding van luitenant-admiraal
Jacob van Wassenaer-Obdam, en
had als vice-admiraals De Ruyter, De
With, Pieter Florisz en als schout-bij
nacht Cornelis Tromp. Op 27 juli ar
riveerde men in de wateren van Dant-
zig. Bij het zien van de Nederlandse
vloot zag de Zweedse koning af van
verdere acties en enige tijd later werd
een vredesverdrag getekend. Dantzig
werd een neutrale haven en tussen
Nederland en Denemarken werd een
alliantieverdrag getekend. Van Was-
senaer-Obdam trok in oktober 1656
weer huiswaarts nadat was gebleken
dat de Zweden zich aan het verdrag
hielden.
Op 5 april 1655 schreef Pieter Florisz
een remonstrantie aan de burge
meesters en regeerders van Hoorn
om opheldering te vragen over de
onheuse bejegening van zijn persoon.
Het stoorde hem met name dat hij
weinig werk kreeg toebedeeld en niet
gelijkgesteld werd met de andere vlag
officieren in Holland.
cvieji
ncn
'ALjM/ ézcLtlS
f&tvb-petti 9ir-jfóy~~
jucMr-tievri
VA* fte faII
JO»* 1
20
u-^h 11 p bl'<
-Van fSo hi'sS| T-fii sftt'an~l- 0
Jii1 an f~) 0 ffctnV
btC*rJ-
fyjii CV- lj j nct€'ti\f yc-( id Q~^ f ft
f>#S6'é fgfi* 1 cvjnyc
i 'bn-f-iS011 wS0(Jafi
#(V ^tce«,/l^7njC*. omvfftyovtf-yy S&fayV-tffyftnTLio'fbafir} cv
Ijjivfn StvL iJpjatfi) iH
(ft ó$<urti#vi(gaaf* opfb>, a£j£v&i*,e£.