augustus 1651, legden de Engelsen de zeevarende naties van het Europese vasteland allerlei invoerbeperkingen op. Om hun vermeende superioriteit op zee kracht bij te zetten, werden bovendien niet-Engelse kapiteins gehouden saluutschoten te geven en de vlag te strijken indien zij door En gelse schepen werden benaderd. Het niet subiet nakomen van dit protocol, vormde op 29 mei 1652 de aanleiding voor het eerste treffen tussen een Nederlandse- en Engelse vloot. De Nederlandse vloot, uitgevaren om patrouillewerk te verrichten, bestond uit drie eskaders van 29 schepen en stond onder leiding van luitenant admiraal Tromp. Het eskader van de achterhoede bestond uit 12 schepen en stond onder leiding van Pieter Florisz op de Stad Monnickendam. Pieter Florisz had tijdelijk de functie van schout-bij-nacht gekregen21 als vervanger van de zieke Joris van Catz, maar hij heeft niet de gelegenheid gekregen zich te manifesteren. Door een zware storm raakte de Stad Mon- nickendam beschadigd en het schip moest naar Texel worden gesleept. De andere oorlogsschepen van Tromp dreven reddeloos af naar de Engelse kust. Daar aangekomen, stuurde Tromp enige schepen naar Downs ten noorden van Dover, om aan kapitein Nehemia Bourne, die daar met negen oorlogsschepen voor anker lag, toe stemming te vragen te ankeren in En gelse territoriale wateren. De toestem ming werd gegeven. Nog voor Tromp zeil zette naar Dover om een anker plaats te vinden, vernam hij echter dat een week eerder een schotenwisseling had plaatsgevonden tussen een drietal Engelse oorlogsschepen en zeven Ne derlandse koopvaardijschepen die te rugkwamen van de Middellandse Zee. De Nederlandse kapiteins hadden nagelaten de Engelse kapiteins op de juiste wijze te begroeten en de regels van Akte van Navigatie niet nageleefd. Misnoegd over dit voorval was Tromp niet genegen Bourne met saluut schoten en het strijken van de vlag te vereren. Hij deed zijn uiterste best de Engelse vloot te omzeilen om echter kort daarna in contact te komen met een eskader van elf zwaar bewa pende schepen van opperbevelheb ber Robert Blake. Tromp was nu wel genoodzaakt zich aan het protocol te houden. Hij gaf echter niet prompt de vereiste saluutschoten en aarzelde met het neerhalen van zijn vlag, hoewel Blake inmiddels al drie waar schuwingsschoten had afgevuurd. Na het derde waarschuwingsschot beval Tromp terug te vuren. Volgens het verslag van een ooggetuige was het schot 'genouch mis', maar Blake vuurde terug 'met syne heele laech' en kort daarna vuurden 'oock syn bijhebbende schepen'. Er volgde een twee uur durende schotenwisseling, waarbij Blake steun kreeg van het inmiddels gearriveerde eskader van Bourne. Met veel geluk wist Tromp met het vallen van de duisternis aan de Engelse overmacht te ontkomen. Er werden twee Nederlandse schepen door de Engelsen buitgemaakt: de Sint Laurens van kapitein Bastiaen Tuynemans en de Sint Maria van kapitein Sipke Fockes. Het laatstge noemde schip kon later nog worden geborgen, omdat de Engelsen het na de gevangenneming van de kapitein en zijn bemanning hadden achterge laten. Na de evaluatie van de zeeslag werd vastgesteld dat Tromp niet erg tactisch had opgetreden. Hij claimde echter dat het laatste waarschuwings schot van Blake zijn schip had geraakt en enkele bemanningsleden had ver wond. Het incident van 29 mei 1652 zou het begin vormen van een reeks zeeslagen tussen de Nederlandse en Engelse vloot die thans bekend staan als de Eerste Engelse Oorlog. Ook De Ruyter zou zich in juli van 1652 na veel aandringen weer in 's lands dienst vervoegen. De Slag van Dungeness of de Slag bij de Singels op 10 december 1652 Tromp, die in de zomer van 1652 als luitenant-admiraal was gepasseerd door De With had dat jaar weinig 'lust en ijver' opnieuw zee te kiezen. Men wist hem echter te overreden en in december 1652 werd hij belast met het escorteren van een vloot koopvaardijschepen door het Kanaal. Er werd bij Texel een vloot gefor meerd van 90 oorlogsschepen die zo'n 270 koopvaardijschepen moesten escorteren. Tromp verdeelde de oor logsvloot in vier eskaders. Over het eskader van de voorhoede, voerde hij zelf het bevel. Over het tweede werd vice-admiraal De With aangesteld, maar hij moest door ziekte worden vervangen door zijn tweede man Michiel de Ruyter. Het derde eskader kwam onder bevel van vice-admiraal Jan Evertsen en het vierde onder de schout-bij-nacht Pieter Florisz. De to tale vloot zou zich uitbreiden met nog enkele honderden koopvaarders en koos daarna zee. Onder het motto 'de aanval is de beste verdediging' koerste Tromp direct naar Dungeness om de Engelse vloot aldaar aan te vallen. Door het slechte weer liep dit echter uit op een mislukking. Hij werd ge noodzaakt een groot aantal oorlogs schepen af te staan om de koopvaar dijschepen die in nood waren geko men weer terug naar het vaderland te escorteren. Met de resterende circa 45 oorlogschepen ging Tromp opnieuw op zoek naar de Engelse vloot die zich in de omgeving van Dover ophield. Op 10 december kreeg hij de Engelsen in zicht en zeilde er met volle snelheid naar toe. Pieter Florisz schreef in zijn journaal: 'wijgingen nae de Engelsche met alle devoir omme haer te at traperen, veroveren ende vernielen wast doenlijck'.22 De schipper van Pie- ter Florisz vreesde dat de masten en stengen het varen met volle zeilen niet kon verdragen, maar Pieter Florisz antwoordde dat hij 'liever alle dezelve over boord [wilde] seylen' dan deze gelegenheid voorbij te laten gaan. De Engelse vloot werd verrast en had geen kans het gevecht te ontlopen. Tromp enterde het vlaggenschip de Rozenkrans en Jan Evertsen en Pieter Florisz stevenden af op het schip van de Engelse bevelhebber Blake. Zijn schip had de voorsteng verloren en hij was gewond geraakt, maar hij zag kans door het invallen van de duister- 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2007 | | pagina 18