bereiken. Ondanks dat het huwelijk
tussen Pieter Florisz en Luijdewe Pie
ters geen nageslacht voortbracht, bleef
er een vriendschappelijke én familiale
band bestaan tussen de Teding van
Berckhouts en de familie Florisz.
Machteld Pieters, een jongere zuster
van Luijdewe Pieters, trad in 1647 in
het huwelijk met Cornelis Florisz, de
broer van Pieter Florisz.
De Teding van Berckhouts waren
verwant aan het roemrijk regenten
geslacht van dezelfde naam, maar de
gebroeders Florisz waren niet boven
hun stand getrouwd. De Waterlandse
tak van de Teding van Berckhouts
bleef in rijkdom en aanzien ver achter
bij de takken gevestigd in Hoorn en
Den Haag. Waarschijnlijk als gevolg
van het gebrek aan belangrijke rege
ringsfuncties in en om Waterland.
Weliswaar was Pieter Teding van
Berckhout hoofdofficier, baljuw en
dijkgraaf en werd hij als zodanig op
gevolgd door zijn zoon Simon, maar
voor zijn vijf andere zoons was er
geen plaats op het kussen. Twee van
zijn zoons werden brouwer, één amb
tenaar bij de VOC en twee anderen
kapitein bij de admiraliteit. De oudste
zoon, Jan Teding van Berckhout, was
in de jaren '30 tot aan zijn dood in
1644 zelfs 'ordinaris' kapitein, dat wil
zeggen in vaste dienst, bij de admi
raliteit van het Noorderkwartier. De
admiraliteit trok als werkgever voor
de Teding van Berckhouts, want ook
drie van de vijf zoons van een broer
van Pieter Teding van Berckhout wa
ren capiteijn te oorloge'.
Huwelijk op stand
Na de dood van Luijdewe Pieters
hertrouwde Pieter Florisz in 1649
met Grietje Pieters Lakemans. Zij
was waarschijnlijk een dochter van
de scheepstimmerman Pieter Pietersz
Lakeman.7 Voor zover bekend kreeg
het echtpaar slechts één kind dat in
1652 overleed.8 Grietje Pieters La
kemans overleed in december 1653.
Ze maakte de benoeming van haar
echtgenoot tot vice-admiraal van
het Noorderkwartier nog mee, maar
niet de verhuizing naar Hoorn, waar
naast Enkhuizen het admiraliteitscol
lege afwisselend zetelde. In Hoorn
trouwde Pieter Florisz in 1654 met
de schatrijke Immetje [Emerantia]
Jans Groot. Zij was een dochter van
oud-burgemeester Jan Jansz Groot en
Meijnu Pouwels. Pieter Florisz werd
bij het opstellen van de huwelijkse
voorwaarden geassisteerd door zijn
oud-zwager Simon Teding van Berck
hout, toen 'Substitut Balju ende dijk-
graef van Waterlandt'. Uit het huwelijk
met Immetje Jans Groot kwamen
geen kinderen voort die volwassen
heid bereikten. In april 1655 werd een
dochter genaamd Meinoutje geboren,
maar zij stierf na ruim een maand.9
In zijn sternaar 1658 was Pieter Flo-
risz nog steeds kinderloos. Zijn nala
tenschap werd verdeeld over zijn toen
nog levende broers en zusters of hun
kinderen.10 Het is uit archivalia be
kend dat Floris Florisz Bloem, als een
der zes erfgenamen, in 1659 ongeveer
7000 gulden aan rentebrieven in ei
gendom heeft die hem 'door overlijden
van sijn broeder den E Pieter florisz
aenbestorven sijn'.11 Indien iedere
ervende partij een soortgelijk bedrag
ontving, moet Pieter Florisz meer dan
40.000 gulden zijn gegoed.
Schipper ter koopvaardij in West-
Indië
Over het zeemansleven van Pieter
Florisz vóór circa 1640 is weinig met
zekerheid bekend. In de archieven
van Monnickendam zijn geen verwij
zingen te vinden naar zijn eventuele
werkzaamheden als schipper of kapi
tein. De indruk ontstaat dat hij begin
jaren '40 en mogelijk al in de jaren '30
van de zeventiende eeuw werkzaam
was voor een Amsterdamse rederij die
handel dreef op West-Indië. Zo blijkt
uit een rechtszaak, die in 1650 diende
voor de schepenbank van Monnic-
kendam, dat Pieter Florisz in de jaren
1640 en 1641 in Amsterdam had
geprocedeerd tegen de West-Indische
Compagnie.12 Dat de schepenrollen
van Monnickendam hier pas vele ja
ren later melding van maken, had te
maken met een late vordering van de
weduwe van Hercules Rogh, die Pie-
ter Florisz als advocaat ter zijde had
gestaan13. Uit november 1640 kennen
we ook een rekest van 'Schipper pie
ter florisz van Monnickendam en [de]
Caspar Bouttats, Gezicht op Monnic
kendam (1674). Ets.
Monnickendam was een van de klei
nere steden die ressorteerden onder de
admiraliteit van West-Friesland en het
Noorderkwartier. In het midden van de
zeventiende eeuw werden de fregatten
de Stad Monnickendam en het Wapen
van Monnickendam vrijwel permanent
door een Monnickendammer kapitein
gecommandeerd.
12