westzijde niet aangegeven. De oude
kerk van Huisduinen, die al enkele
decennia lang was buiten gedijkt,
staat nog gewoon aangegeven. De
Koogdijk in het zuiden van de Koog
staat slechts als een stippellijntje op
de kaart, terwijl het kerkhof (bij het
Heiligharn) ook niet is aangegeven.
Het ging Abbestee dit keer duidelijk
om de situatie aan het Marsdiep en in
de haven het Nieuwediep.
Aan de Noordwest kant valt op hoe
veel land achter de zeedijk al 'verdol
ven' is om de dijk op hoogte te bren
gen. Het is op de originele kaart aan
gegeven als een blauwgekleurde zone
in het Oude Land pal achter de dijk.
Verder valt op het grote aantal pieren
of hoofden, tot aan de havenmonding
zelfs een dertigtal.
Men was er allang achter dat met
name de ebstroom de grootste be
dreiging voor de dijk vormde. Nu
ontdekte men ook dat uitbreiding van
het aantal hoofden niet voldoende
was om het uitschuringsproces van de
dijkvoet te stoppen. Vandaar dat men
nu overging tot het leggen van zink-
stukken aan de dijkvoet.
Havengeul
De problemen bij de haven het Nieu
wediep waar Abbestee ook onderzoek
naar doet waren van geheel andere
aard: er zat dicht bij de ingang een
hinderlijke drempel, zodat in feite
alleen kleinere schepen van de haven
gebruik konden maken. Uit Abbe-
stee's berekeningen blijkt dat (bij half
tij) de diepte op de drempel slechts
2,5 meter was, in de bocht 6 a 7 meter.
Op de kaart staan in de noordduintjes
bij de havenmond nauwelijks zicht
baar twee herbergen aangegeven: die
van Pieter Swan en die van Pieter
Kuyte. Voorts heeft hij bij de west
ingang ingetekend het eerste Nieu-
wedieper hoofd en schuin noord-
westwaarts daarop een tweede hoofd.
Tegenover het westelijk havenhoofd
heeft hij vaag gestippeld aangegeven
welk deel van het Harssenssand ook
bij eb onder water bleef.
Aardig is tenslotte dat bij de splitsing
in twee wadgeulen zuidwaarts staat
aangegeven 'oude muralie dick in 't
fondament 24,5 voet'.
Men heeft in die tijd wel gedacht aan
muren van Romeinse bouwwerken,
maar de Amsterdamse burgemeester
Nicolaas Witsen hield het op tufsteen
uit 'seven- en agthondertste eeuwe
aen de benedenlanden bij de Rijn.'
Maar ook hij sprak nog over 'swaer
muerwerk' en van gebouwen op het
Balgzand. Latere inzichten maakten
aannemelijk dat het om resten van
oude wierdijken ging.
Literatuur:
H. Schoorl, Zeshonderd jaar water en
land, Groningen, 1973
J.T. Bremer/H. Schoorl, De dijk bedreigd;
niet branding maar stroom het grootste
gevaar, 1664-1750, in: Varensgasten en
ander volk, Schoorl, 1987, blz. 47 e.v.
Dirck Pietersz Abbestee
Het geboortejaar van Dirck Pietersz
Abbestee, zoon van Pieter Dircksz
'van Abbestee', één van de beter gesi
tueerde Callantsoger boeren, is niet
bekend. Het doop- en trouwboek van
Callantsoog begint pas in 1647 en op
de grafzerk van Dirck Pietersz Ab
bestee wordt wel een sterfdag, maar
géén leeftijd vermeld. Op de steen
staat vermeld: Dirck Pietersz Abbeste
Secretaris int Callans ooge is gerust
nadat hij hetselve amt alhier 39
jaar heeft bedient op den 8 juni anno
1688.
Dirck Pietersz Abbestee kreeg zijn
aanstelling als secretaris na het over
lijden van de oude secretaris Pieter
Cornelis Jeuweldal (23 december
1648). Het is onduidelijk waar hij zijn
opleiding genoten heeft 'waarschijn
lijk in Schagen, mogelijk voortgezet
in Alkmaar. Misschien mogen we
veronderstellen dat ontmoetingen met
Adriaan Metius, professor in de wis
kunde, en Anthonis Metius, landmeter
en ingenieur, die evenals Dirks vader
landbezit in de Wieringerwaard had,
zijn belangstelling voor de kartografie,
landmeetkunde en wiskunde hebben
gewekt.' Aldus dr. Henk Schoorl. Tja,
best mogelijk. Maar zeker weten we
alleen dat Dirck Abbestee op 30 ja
nuari 1643 'nae examinatie van Frans
van Schooten, professor matheseos
tot Leyden commissie als lantmeter
(is) verleent'. Ook weten we dat hij
door de befaamde wiskundige Dirk
Rembrandszoon Nierop in zijn 'Ne
derduitse Astronomia' genoemd wordt
vanwege zijn waarnemingen 'omtrent
de helling der ecliptica'.
Henk Schoorl veronderstelt ook nog
dat hij als kaartenmaker praktische
scholing heeft opgedaan bij Dirk Lan-
gendijk. Dirck Abbestee's zuster Anna
was met 'een Langendijk getrouwd'.
De aanstelling van Abbestee tot se
cretaris van Callantsoog was basis om
te kunnen trouwen. Als 'jonggesel'
en 'secretaris van 't Ooghe' trouwt hij
op 15 mei 1650 met Trijntje Tijsses,
jongedochter van Schagen. In 1651
wordt een zoon Tijs gedoopt, vier
jaar later wéér een Tijs - de eerste is
blijkbaar overleden - en in 1658 een
Pieter. Acht jaar na het overlijden van
zijn vrouw hertrouwt hij (in 1677)
met de 48-jarige nicht van zijn vrouw
Rickeltje Cornelisdr Plaets eveneens
uit Schagen. Ook haar overleefde hij;
zij stierf op 15 oktober 1683.
Behalve secretaris wordt Dirck Ab
bestee (in 1652) ook nog notaris te
Callantsoog. Daarnaast heeft hij ook
nog inkomsten uit grondbezit. Grond
ten dele verkregen door vererving,
maar toch ook door aankoop o.a. in
de 'buitengorzen van het Koegras'.
Waarschijnlijk heeft Abbestee te kam
pen gehad met malaria aanvallen. Zo
schrijft hij aan de weduwe Colterman
(een van de heren van Callantsoog)
op 17 oktober 1679: 'de reden dat ick
UW niet eerder heb connen antwoor
den is, dat ick van den 12 augustus
eerst met sware contineerende koortsen
ben besochtVerstont mede uyt den
uwen dat Mevrouw mede met den dar
den daechs koortse was gequeltDe
derde daagse koorts was malaria, die
in moerassige streken in die tijd ook
in ons land nogal eens voorkwam
Wellicht is hij aan deze ziekte tenslotte
bezweken.
De grote betekenis van Dirck Pietersz
164