geoefend werd met de mars The Ojficer OfTheDay. In 6/8 maat, daar kon je op straat zo lekker op lopen (voor insiders: de 2/4 maat is gebruikelijk bij marsen). De dirigent, de heer Schenkels, gepensioneerd stafmuzikant, sloeg de maat. Tot ergernis van de heer Schenkels hield Gerrit, die moeite had met de 6/8 maat, er een eigen marstempo op na. Getergd tikte de heer Schenkels af en voegde Gerrit toe: Met welke mars ben jij eigenlijk bezig? Je trekt teveel met die trommel." Waarop Gerrit riep: "Ik trek niet, jij slaat te vlug." Dit pikte de heer Schenkels niet. "Als we de straat op gaan, draag jij het vaandel, je trommelt niet", zei hij bestraffend. Natuurlijk trommelde Gerrit op straat met verve The OJJicer Of The Day in 2/4 maat. De heer Schenkels kon hem niets maken, die liep naast de troep. De muzikanten pasten zich aan, het vaandel bleef in handen van de vaste vaandeldrager. Als melkboer had Gerrit een flets met voorop een melkbus waaraan een maatkannetje bungelde. Voor dag en dauw, 's winters in het aardedonker, zwaaide hij dagelijks vanaf de Polderweg onze straat in, tegelijkertijd met lange uithalen een kerklied kraaiend. Zijn lievelingslied was Oh Sterre der Zee, geleid mij door het lèèèvuu, oh Ster-re der- Zee. Het gevolg was dat de bewoners van de straat al vroeg klaarwakker waren. Voor de Werhanen was dat niet erg, die moesten toch vroeg op en bij ons hoefde hij niet te bellen, mijn moeder had hem al van ver horen aankomen. Gerrit tapte, met één been over het zadel, zijn maatjes melk en verdween weer in de richting van de Van Galenstraat, Oh Sterre der Zee... De werklozen, die konden uitslapen, hebben mijn vader wel eens benaderd met de vraag of hij er voor kon zorgen dat die zingende hufter 's morgens zijn kop hield. Pas laat in de middag kwam de tweede melkboer. Wij waren zijn laatste klant. Daar zijn melkbus bijna leeg was, moest hij hem op zijn kant houden om de laatste melk er uit te krijgen. Zijn melk werd door mijn vader argwanend bekeken. Als de melk een blauwe tint had, zei mijn vader dat de melkboer er water in gedonderd had. We hadden twee groenteboeren, Piet Laan met een handkar en Jan Mol ij n met een paard en wagen. Zuchtend nam mijn moeder de ene dag bij Laan een kroppie andijvie en bij Molijn een kilo aardappelen en de volgende dag bij Laan een kilo aardappelen en bij Molijn een kroppie andijvie of sla. De twee schoenmakers waren stugge volhouders. Elke maandag kwamen zij vragen of er wat te lappen viel (schoenmakersmaandag). We hadden zelden wat te lappen. De schoenmakers waren helemaal verbouwereerd als ze wat te lappen kregen. Mijn moeder hield precies in de gaten welke schoenmaker aan de beurt was. Ze durfde niet de ene schoen aan de ene en de andere schoen aan de andere... nee, dat niet. De visboer bezorgde op de meest ongelegen ogenblikken (hing van de vangst af) een emmer schol. Omdat hij een ver familielid was, konden we hem niet weigeren. "Gottegot", zei mijn moeder dan, "daar heb je Kees weer met vis. Ik heb alles al in huis." (de maatjes melk, kroppie andijvie en de aardappelen). Mijn vader gaf geen krimp. Hij nam de schol in ontvangst, stak het gas aan en bakte achter elkaar een stapel schol. We haalden de warme vis onder zijn handen vandaan. Nooit heb ik meer zoveel en zo lekker gebakken vis gegeten. Dan was daar nog de kolenboer Bethlehem met zijn paard en wagen. We kenden de Bethlehemmetjes vrij goed, omdat zij hun negotie naast de bakkerij van mijn opa in de Langestraat (Ouwe Helder) hadden. Ouwe Barend Bethlehem (met zwarte bolhoed en overhemd zonder boord) had de leiding van de zaak. De zonen, die het niet altijd helemaal met elkaar eens waren, maakten soms zoveel rumoer dat het in de bakkerij van mijn opa doordrong. 't Is weer keet bij de Bethlehemmetjes", zei mijn opa dan als hij witbestoven uit de bakkerij kwam. Bij ons in de straat was de achteringang van slagerij Ingelse. Van tijd tot tijd werden daar varkens gebracht. Het gebeurde soms dat de varkens bij het lossen aan de haal gingen. Slager Ingelse kon ze dan op zijn vette klompen niet te pakken krijgen. Wij wachtten altijd geduldig tot het weer eens zo ver was en gingen dan de slager "helpen" bij het vangen van de varkens. Het gevolg was dat de varkens luid krijsend de Polderweg opvlogen en daar nogal wat chaos veroorzaakten. De venters Voor een kind had het iets vertrouwds, de roep van de straatventer. Als je een dag ziek thuis was hoorde je buiten de hele stoet voorbijgaan. Barend Bethlehem. 124

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2006 | | pagina 6