Den Helder in de dertiger jaren, een tijdsbeeld De straat Het gebeurde in de jaren dat de halve cent (het hallefie) en de 2/i cent (de plak) nog veel gebruikte betaalmiddelen waren. De meeste inwoners van Den Helder waren óf in dienst bij de Marine öf werkten op de Werf (Werfianen) óf bij de gemeentebedrijven. Dit betekende- dat de inkomensverschillen niet groot waren. De Helderse burgerij vormde een eenheidsworst. In Den Helder woonden geen echte rijke mensen. Armoede kwam wèl voor. Het was crisistijd. Werklozen kregen enige ondersteuning, maar mochten er niets bijverdienen. Daar was zware controle op. Qua gedrag etaleerde men zich het liefst als fatsoenlijk. De angst om op te vallen was opmerkelijk. Een saaie boel zou men zeggen. H.B. Schenkels (1883-1954), Majoor Stafmuzikant der Kon. Marine, dirigent van (o.a.) Winnubst (uit: W.C. Thijssen, 'Tachtigjaar Harmonie Concordiaj. Op straat was het echter beslist niet doods. Thuisbezorgende middenstanders met of zonder trekpaard, venters, zonderlinge straatfiguren, draaiorgels en straatmusici pasten in de mozaiek van het dagelijkse leven. De middenstanders De thuisbezorgende middenstanders voerden een stille, doch verbeten strijd om het bestaan. Zodra een jeugdig echtpaar zich na het huwelijk in een straat gevestigd had, verdrongen de middenstanders zich aan de deur met de vraag of ze mochten leveren. Dit overkwam ook mijn ouders toen ze in de Bothastraat (waar ik geboren ben) gingen wonen. Mijn vader vond dat je de middenstanders zoveel mogelijk moest helpen. Het gevolg was dat we als klein gezinnetje, dat weinig te verteren had, jarenlang o.a. twee melkboeren, twee groenteboeren, twee schoenmakers en een vaste visboer aan de deur hadden. Het was een voortdurende zorg voor mijn moeder om de levering van levensmiddelen op zo eerlijk mogelijke manier onder de middenstanders te verdelen. De melkboeren mochten bijv. per dag ieder een paar maatjes melk leveren (een maatje is 0,1 liter). De ene melkboer, Gerrit Schilder, was iemand die graag luidruchtig aan de weg timmerde. Hij was een opgewekte man, die op een irritante wijze constant in een toestand van blijmoedigheid verkeerde. Zijn hobby's waren zingen en trommelen. Hij was lid van het koor van de katholieke kerk, dat onder leiding stond van de heer Leeuwens, een deftige heer die er uitzag of hij uit een grootvaderswereld was gestapt. Gerrit vertolkte de tenorpartij van het koor. Helaas haalde hij de hoge noten niet. Voor hem was dit geen probleem. Als de hoge noten er aankwamen, schakelde hij doodgemoedereerd over op zijn falsetstem. Dit tot afgrijzen van de heer Leeuwens, die Gerrit tot bedaren probeerde te brengen met een hard gesis. Gerrit negeerde dat, hij zong onverdroten verder. Bij de R.K. Harmoniekapel Winnubst roerde Gerrit de trom. Enthousiast trommelend gaf hij vooral bij marsen de muzikanten de nodige ritmische ondersteuning. Zo gebeurde het een keer op de wekelijkse repetitie dat er De Bothastraat 123

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2006 | | pagina 5