Evacuatie naar Friesland In 1943 begonnen de Duitsers met de bouw van de Atlantic Wall. Vele mooie huizen achter de dijk moesten worden gesloopt en de inwoners, die geen economische bindingen hadden met Den Helder, moesten de stad verlaten. Mijn vader was een gepensioneerde marineman en zijn muziekzaak had hij voor de oorlog al aan de kant gedaan, dus wij moesten vertrekken! Wij hadden de keus uit Friesland en Groningen en wij besloten naar Friesland te gaan, omdat mijn vader een Fries was van geboorte. De meubels werden verhuisd naar Sneek en aldaar in een pakhuis opgeslagen. Zelf werden we ondergebracht bij wildvreemde mensen en ik moet zeggen, dat was geen pretje. Wij hebben op verschillende adressen ingewoond tot ver na het einde van de oorlog. Na alle ellende, die we meegemaakt hadden, waren we nu overgeleverd aan de nukken en kuren van de ons onderdak verschaffende inwoners van Sneek, we konden geen kant op. Tegen het einde van de oorlog konden wij intrekken in een volledig gemeubileerd huis van een spoorwegman, die ondergedoken was met vrouw en kinderen, omdat hij aan de spoorwegstaking had deel genomen. Wij hadden redelijk goed te eten, want mijn vader bracht op de fiets de krantjes van de ondergrondse rond bij de boeren en dan ruilde hij wat linnengoed voor eten. Hij bracht ook vaak volle melk mee, zo van de koe. Die melk moest dan een poosje staan. Er kwam dan een dikke laag room op drijven, die dan werd afgeroomd en in een fles gedaan. Deze fles werd dan goed geschud en dan kreeg je roomboter met karnemelk. Dit was altijd een klusje voor mijn vader. Aan verwarming ontbrak het ons wel enigszins. Wij hadden een klein vuurduveltje en daar kookte mijn moeder op en daarna ging hij weer uit om hout en kooltjes te sparen. De winters waren, en zeer zeker in Friesland, in die tijd zeer streng. Met stapels boeken gingen we om 8 uur 's avonds al naar bed en lazen wij bij kaarsen, die wij in het huis gevonden hadden, waarbij mijn vader een door mijn moeder gebreide slaapmuts droeg, omdat het zo koud was op zijn kale hoofd. Ik geloof, dat ik nog nooit zoveel boeken gelezen heb als in die tijd. Ik had ondertussen in Sneek toelatings examen gedaan voor de RHBS en ik zat in de tweede of derde klas, toen ik op een dag langs het station liep om naar school te gaan en op het station hele grote sigaren zag staan. Dat waren V1 of V2 's, dat waren raketten, die vanuit Gaasterland in Friesland afgeschoten werden op Fonden en op andere plaatsen in het UK. Ik schrok vreselijk en mijn gedachten gingen onmiddellijk uit naar die gepantserde trein met de schietende Tommy's er boven in Den Helder. Ik rende naar huis om het mijn ouders te vertellen. Gezien onze ervaringen in Den Helder, vroegen wij ons af, hoe lang het zou duren, dat de Tommy's zouden komen en heel Sneek opgeblazen zou worden. Niemand in Sneek maakte zich er druk over, wisten zij veel, zij hadden nog nooit iets mee gemaakt. De volgende morgen waren de treinstellen met de raketten verdwenen, maar 's avonds kwamen de Tommy's en bombardeerden het hele station in puin. Toen was men wel erg geschrokken en wist men daar ook wat oorlog was. Nog een laatste ervaring. Na de slag om Arnhem waren vele mensen uit Arnhem, Nijmegen en omgeving gevlucht en deze mensen kwamen per trein, via Duitsland naar Sneek. Ik was gevraagd om bij aankomst van de treinen te helpen die mensen op te vangen en onder te brengen in het station en in de scholen, waar zij op stro moesten slapen. Het was een vreselijk aanblik, al die oververmoeide, ongewassen, hongerige mensen. Sommigen waren al meer dan een week onderweg. Wij hielpen waar we konden en luisterden naar de verschrikkelijke verhalen van die mensen, zij hadden zo veel meegemaakt! Thuis gekomen vond ik mijn moeder met een gebroken pols. Omdat de huisdokter toch voor haar op bezoek kwam, vroeg mijn moeder hem of hij ook even op mijn hoofd wilde kijken, want ik krabde volgens haar veel te veel. En ja hoorluizen, die had ik opgedaan bij de opvang van die evacué transporten. Eind Augustus 1945 konden wij pas weer terug naar Den Helder en daar wachtte ons de verrassing, dat we niet in onze eigen huizen konden gaan wonen, want daarin woonden inmiddels andere mensen. Thelma Vlas-Zandstra 136

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2006 | | pagina 18