en daardoor gezonken, met verlies van drie mensenlevens. Nadat de onderzeeboot geborgen was, werd zij naar de Rijkswerf versleept. Daar bleef zij liggen wachten op herstel. Op 10 mei 1940 brak de oorlog echter uit en het schip werd bij de capitulatie van ons land door werfpersoneel wederom tot zinken gebracht in het Natte Dok. Daar vonden de Duitsers haar en weer werd zij geborgen om na Dolle Dinsdag voor de derde maal tot zinken te worden gebracht op ongeveer dezelfde plaats als waar ze de eerste keer was gezonken, n.1. in de haven ter hoogte van Fort Harssens. Ze lag daar niet alleen, maar met nog een zevental andere vaartuigen. Daartoe behoorden o.a. de 48 m. lange schietschijf Ardjoeno en de 28 m. lange, uit 1877 stammende rivierkanonneerboot "strijkijzer" in de volksmond) Freyer. Daarnaast, of liever gezegd daar bovenop, nog enige bakken en onderlossers. Rijkswaterstaat had na de oorlog een grondig onderzoek ingesteld naar de ligging van de wrakken in de haven. In eerste instantie samen met de Koninklijke Marine en later met de bergingsfirma Koelman uit Rotterdam. Maandenlang zijn duikers bezig geweest om de havenbodem in kaart te brengen. Dit alles duurde tot het begin van de- Het Natte Dok vóór de Tweede Wereldoorlog. zomer van 1947. Ondertussen waren al verscheidene wrakken, die geen problemen opleverden geruimd. De grootste klus echter was het bergen van de Freyer en de 011Kon men de berging eerst aan met de bokken Titan (80 ton) en Grutto (100 ton), nu haalde men er de Condor met zijn 220 ton bij. Zodoende werkten drie bergingsbedrijven samen, Koelman, Van den Akker en Van der Tak. De Freyer was het eerst aan de beurt. Het schip werd vrij getakeld van de bodem en naar een ondiepere plek van de haven gebracht; dit werd net zo lang herhaald tot het op een ongevaarlijke plaats lag. Na verloop van tijd verhuisde het wrak naar het Kuitje. Hierna begon men aan de Ol 1. De takels waren er vrij eenvoudig omheen te brengen, daar de duikers onder het middenschip konden doorlopen. Maar het bleek dat het schip vol modder zat, zodat het wel erg zwaar was. Hiertoe bracht men ook nog eens vier caissons aan. Deze caissons met ieder een hefvermogen van 100 ton, werden naast de onderzeeboot afgezonken en daar aan vast gemaakt. Vervolgens werd het water uit de caissons gepompt. Met een totaal hefvermogen van 800 ton kwam de Ol 1 uiteindelijk, na een maand van zware arbeid, op 10 december 1947 boven water. Dat was wel een eigenaardig gezicht. Het duurde namelijk even voor het schip vrij kwam daar het aan de bodem kleefde. Toen ze eenmaal los was schoot het schip met behulp van de caissons met een vaart omhoog naar de oppervlakte. De onderzeeboot werd, evenals de andere wrakken, naar het Kuitje gesleept in afwachting van de sloper. Hierna restte nog algemeen baggerwerk en zodoende kon de haven begin 1948 weer voor algemeen gebruik worden geopend. Maarten Noot Bronnen: Helderse Courant 1946 en 1947 Schip en Werf augustus 1948 De 011 loopt met volle vaart de haven van Den Helder binnen. 90

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2006 | | pagina 12