Lezers reageren
'chotspe' (i)
Als geboren en getogen Nieuwed-
ieper woon en werk ik nu alweer
ruim zesendertig jaar in Apeldoorn.
Toch ben ik, dankzij mijn vroegere
'marineslapie' Jan Launspach, al
weer enkele jaren lid van de Helder-
se Historische Vereniging (HHV),
net zo goed als ik lid ben van de
Vereniging Oud Apeldoorn (VOA).
Ik lees zowel het zes keer per jaar
verschijnende blad Oud Apeldoorn
Actueel, waarvan ik zo'n twaalf jaar
geleden journalistiek aan de weg
stond, als het vier keer per jaar uit
uw koker komende Levend Verle
den, waartoe ik mij op dit moment
beperk.
En wel tot de meest recente sterk
gepolitiseerde editie: die van decem
ber 2005. Sterk gepolitiseerd, ja,
vanwege de lap tekst, die gemeen
tesecretaris Willem van der Paard
voor een andersoortige (omstreden)
publicatie produceerde en die u,
uitgespreid over de pagina's 63,
64, 65, 66, 67, 68, 69 en -om en
nabij een kwart van- 70, onder de
kop 'Het laatste hoofdstuk' (van
200 jaar stadsbestuur in Den
Helderjaan uw lezers en lezeressen
serveert.
Van der Paards inside-story (van A
tot Z!) lezend, borrelt onwillekeurig
het beeld op van 'die stad daar op
53 graden Noorderbreedte, verloren
in de eenzaamheid', die politiek én
ambtelijk, want bestuurlijk, ken
nelijk bankroet is. Goh, wat een
intriges, gekonkel, fraude, hypocri
sie, (gedwongen) wisselingen van
de wacht in het college van burge
meester en wethouders, moties van
wantrouwen in de gemeenteraad
en wat nog meer aan ondeugden
zij, teister(d)en Jutterstad. Is het al
lemaal nog wel goed gekomen daar
in de bijna uiterste Kop van Noord
holland?
Waarom klim ik eigenlijk in de
pen? Om u te laten weten, dat Wil
lem van der Paards geschrift echt
niet in Levend Verleden thuishoort.
Het heeft anno 2005/2006 hele
maal niets met de historie van Den
Helder te maken. Pas -laten we
zeggen- over vijftig jaar is wat de
Helderse gemeentesecretaris op
zijn hart had (heeft) geschiedenis
en -wellicht- dan de moeite van het
wereldkundig maken waard.
En wat Jan T. Bremer aan het einde
van het begeleidende kader op
pagina 63 debiteert, dient eenvou
dig met een kilootje zeezout te
worden genomen. Volgens hem
had het verhaal van Van der Paard
'als voordeel, dat we nu eens geen
kopijnood hadden: want eerlijk is
eerlijk, ons verenigingsblad wordt
menigmaal grotendeels door de
redactieleden volgeschreven en dat
is zo nu en dan best vermoeiend."
Als toenmalig verslaggever van
het Noordhollands Dagblad heb ik
in de zestiger jaren van de vorige
eeuw ook in en rondom Den Hel
der te land, ter zee en in de lucht
aan den lijve ervaren, dat -in de
competitie met de concullega's van
de Helderse Courant- kopij soms
'voor de poorten van de hel', vaak
'bij nacht en ontij', moest worden
weggesleept. Da's pas vermoeiend!
Bremers verklaring voor zijn ver
moeidheid en die van zijn collega's
in de LV-redactie noem ik daarom
een chotspe. Waarom? Omdat ik
veelal zijn en hun schrijfkracht
waardeer.
Met vriendelijke groeten,
Jan A. Bruin, Apeldoorn
44