was de konijnen uit de dijk te houden. Gevaarlijke plekken bleven met name de oude strandzwinnen het Kleigat en Buisegat. Doordat de dijk een zeer breed voorstrand had werd de eerste halve eeuw na de totstandkoming van de dijk geen schade door hoge stormvloeden vermeld. Pas de storm van 5 december 1665 die op Huisduinen een dijkdoorbraak veroorzaakte, bracht ook ten noorden van Groote Keeten grote schade toe, doordat het water daar hoog werd opgestuwd. Maar tot een doorbraak kwam het niet. In het midden van de achttiende eeuw meldt een 'memorie' (1746) dat de Zanddijk door aanstuiving zodanig is aangegroeid, dat er nog maar weinig plaatsen zijn overgebleven 'alwaer een vlaeuwe (flauwe) schetse of gedaante van een dijck' te vinden is. Voormalig eiland Huisduinen Op de kaart van Anthonis Adriaansz Metius (1618) is het eiland Huisduinen dus definitief eiland af. De kaart is verder zo aardig doordat hij duidelijk gestileerd is: afgebeeld in hoofdtrekken, in een vereenvoudigde, maar karakteristieke vorm. Het dorp Huisduinen in een inham van de Zuidduinen achter de zoveelste inlaagdijk aan de noordwestzijde. Een aantal visserspinken op het strand, een paar voor de scheepvaart zo broodnodige kapen. Aan de noordzijde het dorp 'die Helder (buurt)', dat al duidelijk groter geworden is dan het oude dorp Huisduinen. Ten tijde van de pestepidemie (1604) waarbij zestig procent van de eilandbewoners overleed, stonden er al 170 huizen (ca 800 inwoners) in die 'Helderbuyrt" tegen 130 huizen (ca 500 inwoners) in Huisduinen. In 1708 vermeldt de kroniekschrijver Dirck Burger van Schoorl 150 huizen op Huisduinen, maar al 246 huizen in Den Helder. Weer dertig jaar later (1734) zijn het er zelfs 303 in Den Helder geworden, terwijl het aantal te Huisduinen teruggelopen is tot 93 woningen, zodat Den Helder het oude zeedorp Huisduinen voorgoed overvleugeld heeft. Op de kaart zien we het Marsdiepdorp die Helder nog ten noorden van de dijk liggen in de resten van wat eens de Noordduinen van het eiland waren. Duidelijk is aangegeven hoe men bij kaaphoofd met behulp van enkele 'pieren' (strandhoofden) de felle stroming in het Marsdiep probeert te beteugelen. Ook hier liggen enkele (vissers)pinken op het strand, rondom 'de Kom'. Zelfs in 'dat Nye (nieuwe) diep' aan de oostzijde van het voormalige eiland zijn enkele scheepjes getekend. Bijna aandoenlijk zijn ook de polderdijkjes van het oude land, de Koog en het Nieuwe Land aangegeven, compleet met sporen van vroegere dijkdoorbraken, de zogenaamde wielen of walen. Duidelijk zichtbaar is ook Isaac Lemaire's nieuwe 'dyckagie' met nog vaag zichtbaar het geheel beteugelde aloude Oogmergat. In het noorden zien we het buurtschap Heiligharn. Het meest oostelijke huis is Isaac Lemaire's nieuwe behuizing, de latere hoeve 'Vrede en Vrijheid' aan de Jan Verfailleweg. Van hetzelfde type is de afgebeelde boerderij (met schuur) van de zuidelijker gelegen boerderij 'Oochduyn'. Geen spoor van verkaveling of wegen, land noch waterwegen, sluis of molen. Ook de begraafplaats tegen de Zuider Koogdijk bij het Heiligharn is niet afgebeeld. Wel staat het Torp (als Dorp) aangegeven op het buitenduincomplex De Schooten. Ook staat daar een boerderij aangegeven als 'thuijs van Lameer (Lemaire)'. Tenslotte staan de nollen Ringelsandt, de Garst en de Queldering (later de kooi Quelderbeek) afgebeeld. Maar verder eigenlijk niets. Geen kreken of zwinnen. Het is niet zo verbazingwekkend dat het kaartfragment ten aanzien van Huisduinen zo weinig gedetailleerd is. De kaart betreft namelijk een onderzoek naar de uitgestrektheid van de heerlijkheid Callantsoog. De 'titel' van deze in de Universiteit van Leiden aanwezige kaart (collectie Bodel Nijenhuis no. 111) luidt: 'Caerte ende beschrijvinge van de heerlijckheijdt van Callantsoog met de lendens (begrenzing) van dien, welcke int noorden naer Huijsduijnen soude beginnen vant Heersdiep, streckende zuijdt-oost aen tot de Oochsloot, langs de Waert, tot het einde van de santdijck bij die Zijpse sluijs, so dat het Coegras altijt bij het schoutampt gebruyckt soude sijn geweest so sij segghen'. Alles wijst erop dat men na de succesvolle aanleg van de Oldenbarneveltsdijk en de Wieringerwaard in 1610 verdere bedijkingsplannen heeft met de noordelijke wadgronden. Maar dat is een heel ander onderwerp, een buitengewoon ingewikkeld onderwerp bovendien met heel veel juridische haken en ogen. Literatuur: J.T. Bremer, De Zijpe, bedijking en bewoning tot omstreeks 1800, Schoorl, 1985 J.T. Bremer, Heren, boeren en knechten (Wieringerwaard), Schoorl, 1989 H. Schoorl, Zeshonderd jaar water en land, Groningen 1973 J. Westenberg, Oude kaarten en de geschiedenis van de Kop van Noord Holland, Amsterdam, 1961 72

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2006 | | pagina 34