De Kop in kaart (6)
De kaart van Anthonis Adriaansz
Metius (1618)
De vader van Anthonis Adriaansz,
Adriaan Anthonis, had het eiland
Huisduinen reeds in 1571 in kaart
gebracht. Dit in verband met een
nieuw aan te leggen inlaagdijk, de
Kijfdijk, die het dorp Huisduinen
na de beruchte Allerheiligenvloed
(1570) in het westen moest
beschermen tegen de zee. Helaas
is deze kaart verloren gegaan. Wel
bewaard gebleven is een kaart
van het noordelijke wadgebied
tussen Huisduinen, Callantsoog
en Wieringen uit 1609. Deze
kaart is waarschijnlijk gemaakt
met het oog op de plannen om
een Zanddijk aan te leggen (1610)
tussen Callantsoog en Huisduinen.
Op deze kaart staan nog duidelijk
de vier (grotendeels verzande)
'getijopeningen' tussen beide
Noord-Hollandse Waddeneilanden
getekend. De namen staan er niet
bij aangegeven. Chr. Sgroten (1573)
noemt behalve het Heersdiep ook
het Buysegat, omstreeks 1500
ontstaan op de plaats waar een
haringbuis was gestrand. Het gat
even ten noorden van Callantsoog
geeft hij aan als Scoutegadt, ook wel
Cleygat genoemd. Vermoedelijk is
dit gat kort voor 1573 ontstaan, want
het werd eerder niet genoemd, noch
getekend.
Op het kaartfragment van de kaart
van Anthonis Adriaansz Metius
uit 1618 is nog juist de naam van
het oude zeegat, maar inmiddels
al een eeuw eerder nagenoeg
verzande Heerdiep, leesbaar.
De in 1610 aangelegde Zanddijk
tussen Callantsoog en Huisduinen,
ook wel Oldenbarneveltsdijk
genoemd, was allereerst bedoeld
om de nieuwe bedijkingen Zijpe
(1597) en Wieringerwaard (1610)
te beschermen. Er stonden
nogal wat belangen van Haagse,
Amsterdamse en Alkmaarse
regenten op het spel. In de Zijpe
hadden de Amsterdammers ruim
de helft van de grond in bezit.
De Hagenaars bezaten bijna
twintig, de Alkmaarders bijna
tien procent. De Wieringerwaard
was voor eenderde in het bezit
van Amsterdammers, eenderde
van Hagenaars en een kwart van
Alkmaarders. Opvallend is dat
de landsadvocaat Oldenbarnevelt
in beide polders (omgeving van
Oudesluis) zelf óók land bezat.
Het strand tussen Callantsoog en
Huisduinen lag overigens zo hoog,
dat er alleen bij stormvloeden
water oversloeg naar de Zuiderzee,
maar gevaarlijk was het natuurlijk
wel.
In oktober 1603 had een
commissie namens de steden
van het Noorderkwartier
dit vastgesteld. Bij normale
weersomstandigheden bevond
men het strand hoog en breed,
effen en zonder 'kuilen ofte
kriecken (kreken)'.
Oldenbarneveltsdijk
De commissie meende, dat met
rietschuttingen binnen korte tijd
een stuifdijk te realiseren zou
zijn. De schout van Huisduinen
kreeg opdracht daarmee te
beginnen (1605). Maar de kosten
vielen tegen en Gecommitteerde
Raden van het Noorderkwartier
besloten toch ook Den Haag maar
in te schakelen 'opdat de kosten
ten laste van het Gemene Land
gebracht zouden mogen worden'.
Toen in januari 1610 bij een
storm grote delen van de stuifdijk
weggeslagen waren besloot men
een echte dijk op te werpen. Mr
Adriaan Anthonisz kreeg opdracht
te onderzoeken 'in wat voegen de
dijk sal werden gemaeckt'. Men
besloot tenslotte een dijk te laten
opkruien met een basisbreedte
van 11 roe (42 meter), een hoogte
van 9 voet (2,90 meter), een
kruinbreedte van 1 roe (3,80 meter)
en een buitenglooiing van 8 roe
(30,60 meter), terwijl voor de
binnenglooiing met 2 roe (7,60
meter) werd volstaan.
Er zou een 'bekwame keet' gezet
worden tot onderkomen van de
dienstdoende heemraden (uit
elke stad één). Deze keet was het
begin van de latere buurtschap
Groote Keeten. Jacob Adriaansz
Metius moest de ligging van de dijk
uitmeten en de palen daartoe slaan.
Huibert Willemsz Valck, schout en
dijkgraaf van Huisduinen en Allert
Boulisz van Amsterdam werden
belast met het dagelijks toezicht.
Naderhand heeft men de dijk toch
nog enigszins verbreed (met 7,6
meter aan de basis) en verhoogd
(tot 4,15 meter). De berm tussen
dijkvoet en 'saddick', de uitgedolven
sleuf binnendijks werd de weg
tussen Callantsoog en Huisduinen.
De totale klus kwam op een bedrag
van bijna 280.000.-, een enorm
bedrag in een tijd dat een arbeider
zo'n zeven tot tien stuivers per
dag verdiende. Nadat de dijk was
aangelegd, opgehoogd en met
helm beplant, kwam er een strenge
keur op loslopend vee, opdat de
helmbeplanting niet beschadigd
zou worden. Een ander probleem
70