Verbod in 1941 herleving in 1945 van de padvinderij in Den Helder, deel i 57 Een persoonlijke belevenis, opgedragen aan Enny Pottinga-Bels (81) te Heiloo voor het grote aandeel dat zij heeft gehad in de vorming van een groot aantal jeugdige Nieuwediepers Chief Scout Lord Robert Baden-Powell (1857-1941), stichter van de padvinderij, thans genaamd scouting Medio 1940/medio 1941 De Duitse bezetters hadden al gauw na de meidagen van 1940 het voornemen tot gelijkschakeling naar Duits model van de Nederlandse jeugd. Zij hadden daarbij vertrouwen gesteld in het opgaan van de jeugdorganisaties in de NS B-getinte Nationale Jeugdstorm. In de vergadering van juli 1940 te Amsterdam van het Nederlands Jeugdleiders Instituut werd evenwel met een grote mate van eenstemmigheid besloten dat de organisaties pal zouden staan voor het behoud van de geestelijke waarden voor onze jeugd en de verdediging ervan. Onder geen enkele omstandigheid zouden zij zich laten gelijkschakelen. In beginsel heeft men zich, een aantal zwakkelingen uitgezonderd, aan die afspraak gehouden. Slechts van één jeugdgroep, de padvindersgroep Jan van Nassau uit Amsterdam, is bekend, dat deze met veel bombarie in zijn geheel overging naar de Nationale Jeugdstorm. In de loop van 1940 en in begin 1941 werden reeds een aantal jeugdorganisaties verboden, waaronder de Arbeiders Jeugd Centrale, de AJC. Op 2 april 1941 was het de beurt aan de padvinders- en padvindster sverenigingen Commissarissen van die verenigingen werden uit hun bed gelicht en verhoord door de Sicherheitsdienst. De Duitsers waren van oordeel dat de chief-scout Lord Robert Baden Powell de organisatie had opgericht om internationale spionage te bedrijven en dat de padvinderij "England-freundlich eingestellt war und ihr Befehle von den internationalen Büro in London erhielt". In de Haagsche Courant van woensdag 9 april 1941 verscheen het volgende bericht: De padvindersorganisaties in Nederland ontbonden Actief instrument der Britsche propaganda Krachtens verordening van den Rijkscommissaris werden door de veiligheidspolitie de gezamenlijke padvindersorganisaties in het bezette Nederlandsche gebied ontbonden en verboden. De Nederlandsche padvinders, die een deel waren van de internationale boy-scouts-beweging en centraal vanuit het internationale padvindersbureau te Londen geleid werden, waren een actief instrument der Britsche cultureele en politieke propaganda. Ook na de bezetting werd deze tegen de belangen van het Duitsche Rijk gerichte werkzaamheid voortgezet. Daar de Nederlandsche padvinders, wier leiding eenzijdig op Engeland was ingesteld, ondanks uitdrukkelijk verbod talrijke tochten en voorbereidend-militaire oefeningen hielden, zijn de van het standpunt der bezettende macht niet duidbare padvindersorganisaties ontbonden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2006 | | pagina 19