Gibraltar
keer een bootje met marva's
passeerde en de concentratie van
de roeiers daar onder leed riep
de baksmeester met luide stem:
"Geen contact met vijandelijke
oorlogsschepen". Bezoeken aan de
'knijp' behoorden ook tot mijn vaste
taak en daar trof je dan jeugdige
overtreders aan. In het ergste geval
kregen ze om de andere dag alleen
water en brood.
eerste varende plaatsing
Mijn eerste varende plaatsing
was in januari 1960 een tijdelijke
detachering voor een week of
zeven aan boord van de 'De Bitter'
in smaldeel I. Het betekende
telkens voor een korte periode
ook meevaren op de 'Drente',
de 'Overijssel', de 'Limburg',
de 'Gelderland' en zelfs de
'Zwaardvis'. Natuurlijk werd je
nieuwbakken 'zeemanschap'
overal opnieuw danig op de proef
gesteld. Zo moest ik op 'De Bitter'
bij oefening 'man overboord' de
orders voor de roerganger geven.
Met nogal wisselend succes. In die
periode kwam het smaldeel te hulp
bij de aardbeving in Agadir.
Maar we deden ook Casablanca aan,
Barcelona (zondagse hoogmis in de
oude Gothische katedraal, waar het
smaldeel in een grote colonne naar
toe trok!) en natuurlijk meerdere
malen Gibraltar, de tweede
thuishaven van Hare Majesteits
oorlogsschepen.
Nog binnen het eerste jaar werd ik
overgeplaatst naar de van Braam
Houckgeestkazerne in Doorn,
waar bij het korps mariniers de
militaire maatstaven nog een ietsje
strakker werden gehanteerd. Het
korps handhaafde hier de hoogste
standaarden. Dat je daar meeliep
met de Nijmeegse Vierdaagse,
met bepakking en inclusief
enkele honderden kilometers
training, werd als vanzelfsprekend
aangenomen.
uitgezonden naar Nieuw-Guinea
In mei 1961 was ik aan de beurt
om uitgezonden te worden naar
het toenmalige Nederlands
Nieuw-Guinea voor de destijds
gebruikelijke 'term' van anderhalf
jaar. Dat betekende wel een nogal
ingrijpende scheiding van de
achterblijvers.Vrijwel het enige
contact met het moederland
bestond daar in het KLM-toestel,
de DC 'Delapan', die twee keer per
Een peloton mari
niers tijdens de Nij
meegse Vierdaagse
in 1960