Herinneringen van een 'pater' bij de marine. vlootaalmoezenier Sommige dingen vergeet je je hele leven niet. Wat niet wil zeggen dat het altijd belangrijke dingen zijn, hoewel... zo zal ik nooit vergeten dat ik in juni 1959 - ik was toen kapelaan in Wormerveer - een kort briefje kreeg van de bisschop, Mgr Huibers, met de uitnodiging - nou ja, uitnodiging: je zou het hart niet hebben gehad om er geen gevolg aan te geven - met de uitnodiging dus om de eerstvolgende dinsdag op het bisschoppelijk paleis aan de Nieuwegracht in Haarlem te verschijnen. Mijn toenmalige pastoor, mijn baas dus, deed net of hij van niets wist en met enige spanning ging ik op die dinsdag naar Haarlem. In mijn zevenjarige 'loopbaan' als kapelaan was ik nog nooit op het bisschoppelijk paleis geweest. De bisschop begon met te vragen hoe het in Wormerveer ging en dan zei je natuurlijk maar: "Goed, monseigneur." Daarna ontspon zich het volgende gesprek, dat ik me na al die jaren nog steeds vrijwel letterlijk herinner. De bisschop: "Er moet iemand vlootaalmoezenier bij de marine worden. Heb je daar iets op tegen?" Ik: "Ik weet daar eigenlijk niets van." De bisschop: "Nou, dat is dan nu geregeld. Het betekent wel dat je naar Nieuw-Guinea moet. Ga vanmiddag maar naar de hoofdvlootaalmoezenier in Den Haag." En daar kwam het zo'n beetje op neer. 's Middags bekeek de hoofdvlootaalmoezenier, toentertijd Jan De Sain, mij een beetje argwanend, maar verder kwam er niet veel ter sprake. naar Hilversum In augustus moest ik mijn nieuwe functie aanvangen. Eerst naar Voorschoten waar ene mijnheer Blankestijn ons - we waren met z'n tweeën - hartelijk ontving en daarna ging ik naar Hilversum. De instructie die ik kreeg beperkte zich tot de aanwijzing dat ik groeten moest met de hand horizontaal aan de pet, dus niet zoals bij de landmacht. Met deze kennis gewapend verscheen ik de volgende dag in het Marine Opleidingskamp. Samen met een oudere collega, pater Wessels, moest ik daar 'morele lessen' geven aan de nieuw opkomende schepelingen, minstens 15 jaar en 9 maanden oud, die onder de vaderlijke leiding van een baksmeester bij de dominee en de pater werden afgeleverd. De katholieken bij de pater, de protestanten bij de dominee. Mocht er een enkele keer een jongen zeggen dat hij eigenlijk kathliek noch protestant was, dan vroeg de baksmeester hem formeel: "Ben je katholiek?" en als hij dan "nee"zei, deelde de baksmeester hem minzaam mee dat hij dus protestant was "want", aldus de baksmeester, "bij de marine ben je altijd wat". Een soortgelijke 'scheiding der geesten' speelde zich ook af bij de zondagse kerkdienst die in die tijd evenals de 'morele les' voor minderjarigen verplicht was. De 'morele lessen' vormden in Hilversum het leeuwendeel van het werk. Alle mogelijke onderwerpen, al dan niet van levensbeschouwelijke aard, werden daar aan de orde gesteld en het mooiste was het natuurlijk als er zich dan een levendige discussie ontwikkelde. Hoogtepunten waren in Hilversum de regelmatig gehouden ouderdagen met groot défilé, waarbij soms zelfs de marinierskapel speelde en waar de ouders vol trots toezagen hoe hun kroost al perfect marsbewegingen en militaire handgrepen geleerd had. Op andere dagen werd op de 'Boomhoek' met roeibootjes geoefend en als er dan een enkele Marcherende matrozen op de ouderdag 5°

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2006 | | pagina 12