Hr.Ms. Gelderland waren komen worden, waren op contra-bezoek. De chauffeur (Hans Manshanden) stapte uit met een kaartje in zijn hand, liep naar de brievenbus, stokte, keek naar ons en liep weer terug naar de auto, stapte in en begon hevig te praten en wees op ons huis. Er werd op horloges gekeken en met een berustend gebaar begon het echtpaar aanstalten te maken om uit te stappen, zeer duidelijk weinig geanimeerd. Mijn vader, die zich zijn voetbalmatch zag ontgaan, zei verstoord: "Wat is dat nu? We zijn toch verhinderd." Op dat zelfde moment staarden we alle vier naar de beroemde kaart, die vanaf het tapijt zijn boodschap naar het plafond zond. ...dus "Niet thuis" Kees liet zich behoedzaam op zijn knieën zakken, greep de kaart en hield die hoog voor het venster, duidelijk heen en weer seinend dat we echt Niet thuis waren. Ik zie nog de stralende opluchting van Hans Manshanden, die als een snoek de auto uitschoot en het echtpaar, dat inmiddels tot de voordeur gevorderd was, terugviste. Met een brede grijns van wederzijds begrip stapte men weer in 0111 de laatste honderd meter af te leggen. Voor de wedstrijd begon reed de taxi terug en herstelde Kees ons verhinderd zijn. Vulling Wat bezoeken betreft, dat was een vrij druk bestaan, geregeld kwamen er adelborsten op bezoek, de zogenaamde Permis. Het was meestal erg gezellig. Dan de collega's van vader en de ooms en tantes Belazer. Uit gesprekken tussen mijn ouders en hun vrienden ving ik onrust op. Over dreiging uit het oosten en over verouderd materieel. Zelf huppelde ik onbezorgd door het leven. In die tijd werd mijn opleiding als Fee ter hand genomen. Ieder jaar gaven de adelborsten in het Instituut een Assaut. Hierbij werden de meisjes van de adelborsten uitgenodigd voor dat driedaagse feest; zij arriveerden met de Feeëntrein. Hoewel ik nog veel te jong was voor het Assaut, werd ik geregeld uitgenodigd om bij tussentijdse oefenevenementen als vulling dienst te doen. Dit was geen uitverkiezing boven anderen, maar had een praktische reden, omdat de oudere meisjes, die feitelijk in aanmerking kwamen, meer door hun schoolwerk gebonden waren en, ach, de zoon van de commandant moest ook een tafeldame hebben, en dat paste mooi wat leeftijd betreft. Zo herinner ik me, dat ik een keer als oefenmateriaal een uitnodiging kreeg 0111 te juichen bij een hockeywedstrijd van adelborsten tegen vliegers van De Kooy. Het was een spannende wedstrijd en na afloop hadden we de uitnodiging om bij de avondmaaltijd op het Instituut aanwezig te zijn. Toen we de eetzaal binnenstapten, begeleid door de triomferende spelers, schoot ineens Karei, een van onze permis, naar voren en vroeg verbaasd: "Wat doe jij hier in 's hemelsnaam? Als je maar niet denkt dat ik jou ooit uitnodig." Karei was meer eerlijk dan beleefd, en dat mag niet op oefendagen, dat heeft Karei geweten en mij nooit vergeven. Begin 1939 De toestand werd langzamerhand steeds dreigender. Het beeld in de haven wijzigde zich wat, torpedo- bootjagers en mijnenleggers kwa men en gingen, de Hr. Ms. Tromp en later de Van Kinsbergen waren machtige schepen en lieten het oude beeld wat verbleken. Hoewel, tegenover de marinekazerne lag de oude Gelderland (pantserdekschip), als artillerie-instructieschip een vast punt in de haven. Dat voorjaar kregen we bezoek van de Georg Fock, een of liever hèt Duitse marine-opleidingsschip. Een driemaster. Een prachtig schip om te zien, en heel Den Helder stroomde naar de haven om het van dichtbij te bezien. Gemis Toen in de nazomer kwam de mobilisatie. Onze school op de Hoofdgracht werd gevorderd. Wij werden verdeeld over Den Helder. Als laagste klassen, onder het motto "die zijn het ongevaarlijkst", kwamen we op de Zeevaartschool. Door de leraren-pedagogen werd verliefdheid niet geanimeerd, vandaar dat de hogere klassen naar de BLO mochten. Het was 45

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 7