Met de kano naar Onrast in de jaren '30 aan de vorige eeuw. Van I. naar r. Piet Bot, Jan
Noot, Map Kruijjf en Frans Trap
Tijdens de beruchte stormramp van
1 februari 1953, waarbij honder
den landgenoten als gevolg van de
dijkdoorbraken om het leven kwa
men, moest de reddingboot 'Prins
Hendrik' eropuit naar de in nood
geraakte Duitse olielichter 'Oder'.
De olielichter was losgeslagen van
de sleepboot 'Gulosen Fjord' en
vervolgens tussen Texel en Vlieland
gestrand en doormidden gebroken.
'Op uiterst kundige wijze wist schipper
Bot met zijn boot door de geul van de
Eierlandse gronden te manoeuvreren
en in vier keer de zes koppen te redden.'
Aldus de Helderse Courant. De
bemanning werd ondergebracht
in 'Het Wapen van Den Helder'
en door de voorzitter van de
plaatselijke commissie van de
KNZRM, de heer Jac. Middendorp,
op kosten van de 'Esso' voor
200,- per man bij de firma Neals
van nieuwe kleding voorzien.
De mannen van de reddingboot
'Prins Hendrik' en de Texelse
'Joan Hodshon' werden in hotel
Bellevue onderscheiden door de
reddingmaatschappij. Ook Prinses
Wilhelmina toonde zich jegens de
bemanning van de 'Prins Hendrik'
bijzonder erkentelijk, hetgeen zij
tot uiting deed brengen in een brief
aan schipper P.W. Bot. (Helderse
Courant 12 maart 1953)
'Margariti'
Een wel heel zware tocht van de
reddingboot 'Prins Hendrik' onder
leiding van schipper Piet Bot was
die naar het onder Liberiaanse
vlag varende s.s. 'Margariti'. Het
schip was onderweg van Stettin
naar Alexandrië toen het op 17
oktober 1967 ter hoogte van Texel
in slecht weer raakte. Het roer
brak, de Griekse kapitein seinde
om hulp. Sleepboot 'Holland'
voer uit, maar slaagde er niet in
verbinding te maken. Dus werden
de 'Prins Hendrik' uit Den Helder
en de 'Carlot' van Terschelling
eropaf gestuurd. Het was 's avonds
om elf uur, de windkracht nam toe
van 9 naar 11, er stond een hoge
zee. De 'Carlot' kwam 's nachts om
één uur langszij, maar de mensen
wilden niet van boord. Het leek er
namelijk even op dat de ankers het
in het ondiepe water voor de kust
wel zouden houden. Maar toen dat
niet het geval bleek en het schip op
de banken begon te stoten, wilden
ze toch wel weg.
De Helderse reddingboot was
inmiddels ook gearriveerd en op
dat moment toevallig dichter bij
het schip dan de Terschellinger
boot. En zo sprongen de mensen
in het springnet van de 'Prins
Hendrik'. Door de hoge zeeën ging
dat zo nu en dan maar net aan
goed, maar het lukte. Zelfs het
zoontje van de kapitein werd, stevig
ingepakt, keurig in het net gedropt.
Tenslotte waren er nog drie man
aan boord toen het schip begon
te breken. De kapitein sprong nog
juist op tijd over, maar de andere
twee durfden niet. En zo dreef het
voorste deel van het wrak weg.
Aanvankelijk kon de reddingboot
niet goed langszij komen, maar
na een kwartier slaagde schipper
Piet Bot erin de boeg van de
reddingboot tegen het voorschip
te zetten. En zo kwamen om
half vier die nacht dan toch ook
de laatste van de vijfentwintig
schipbreukelingen aan boord.
Voor deze voortreffelijk uitgevoerde
redding kreeg Piet Bot de grote
gouden medaille, de overige
bemanningsleden - waaronder zijn
zoon en latere opvolger Coen -
kregen een grote zilveren medaille
van de reddingmaatschappij'Ook
dank aan de vrouwen,' kopte de
Helderse Courant 18 januari 1968,
'zij maken heel wat door.'
jachten en sportvissers
December 1968 werd de 'Prins
Hendrik' vervangen door de
motorboot 'Suzanne'. In deze
tijd kreeg schipper Bot meer te
stellen met in moeilijkheden
rakende jachten en sportvissers,
dan gestrande beroepsvaartuigen.
Langzaam verschoof ook het
reddingseizoen van herfst en
winter naar voorjaar en zomer.
Mensen redden blijft mensen
redden, maar spectaculaire
reddingen vanaf op de
Haaksgronden gestrande zeelui
geeft toch meer voldoening, dan
het van boord halen van een
onbekwame mooi-weer-zeiler. Over
dat laatste is geen sappig verhaal te
schrijven, dat doen we dus dan ook
niet. Maar ook dat werk moet wel
gebeuren. En dat doen Coen Bot en
zijn mensen gelukkig dan ook nog
steeds.
57