ook: "Had me maar laten verzuipen, want ik ben verantwoordelijk voor deze schipbreuk." Maar vader Coen zei terecht: "Ik ben juist dolblij dat U nog leeft. Want wanneer ik alleen met al die Zweden was thuisgekomen zou ik al gauw van sabotage beticht zijn" Op 1 april 1943 werd schipper Coen Bot op beschuldiging van spionage door de Sicherheitsdienst in het 'Oranje Hotel' te Scheveningen gevangen gezet. De toen 62-jarige Coen Bot is deze gevangenschap eigenlijk nooit te boven gekomen. Wel heeft hij nadien nog een drietal tochten met de reddingboot gemaakt, waaronder de barre tochten naar de 'Aquila', een Duits stoomschip dat op 7 februari 1944 strandde op de Zuiderhaaks. 'Gedurende achtentwintig uur, aan één stuk door, waren wij met dit karwei bezig geweest, vrijwel voortdurend onder water bedolven. Dikke zoutranden stonden om onze ogen, die bovendien met bloed doorlopen waren.' (Coen Bot, blz. 216) Kort daarna, op 1 maart 1944, haal den de mannen van de reddingboot nog 35 man van het s.s. Maasburg dat op een mijn gelopen was en strandde op de Noorderhaaks. Voor vader Coen werd het allemaal te veel, zodat hij het bevel weer moest overgeven aan zoon Piet. Op 24 december 1944, de 'Dorus Rijkers' lag op de helling, haalde Piet Bot met de motorvlet C.K. Baas vier uitgeputte schipbreukelingen van een zogenaamde Duitse 'Voorpostenboot'. De voormalig trawler was de avond ervóór reeds gezonken en 21 opvarenden waren overboord geslagen en verdronken. Van deze gebeurtenis - de motorvlet op weg naar de bijna geheel onder water verdwenen trawler - heeft Piet Bot, een niet onverdienstelijk schilder, een fraaie tekening gemaakt. schipper Piet Bot (1946-1974) Schipper Coen Bot ging op 1 janu ari 1946 officieel met pensioen. Zoon Piet Bot, die hem tijdens zijn gevangenschap en ziekte had ver vangen, volgde hem op. Ofschoon de oorlog voorbij was, bleven mij nen de eerstvolgende jaren nog slachtoffers eisen. Daarnaast bleven er als voorheen schepen stranden op de verraderlijke Haaksgronden. 'Kenmerkend voor de nieuwe schipper was dat hij op de dikwijls zo zware en moeilijke tochten de rust en vastberadenheid zelve was. Hij genoot dan ook het volste vertrouwen van de reddingmaatschappij en zijn bemanning. Hij was schipper in hart en nieren, wars van uiterlijk vertoon aldus kapitein S. Zeeman in een artikel in 'De blauwe wimpel' (29e jaargang, no 10, 1974). Reeds een jaar na zijn aanstelling als schipper werd Piet Bot opnieuw gedecoreerd met een grote zilveren medaille. Hij maakte op 12, 13 en 14 januari 1947 tochten naar het op de Haaksgronden (Keizersbult) ge strande Deense stoomschip 'Lilian'. Zeventien Denen werden hierbij gered: eerst één, toen twaalf, ten slotte nog vier. Tijdens de eerste tocht naar de 'Lilian', waarbij een gewonde machinist van boord gehaald werd, voer vader Coen Bot mee als opstapper. Bij de tweede reis gingen nog eens twaalf man van boord, de laatste vier verlieten tenslotte pas bij een derde tocht van de reddingboot het schip. Bijzonder was ook de redding van de mensen van kustvaarder 'Aktjo': 'Het was een stille, mistige zondagmorgen in juli van het jaar 1948. Op het podium van de gereformeerde 'Bethelkerk' te Den Helder stond reddingbootschipper Piet Bot samen met zijn vrouw. Zij hielden hun zoon Coenraad ten doop Op dat ogenblik stapte een man haastig naar voren. Hij wachtte even, maar niet lang en trok toen schipper Bot aan zijn mouw. "U moet varen, schipper, er zit een schip op de Haaks Even later trok Bot aan boord van de motorreddingboot 'Dorus Rijkers' zijn oliegoed over zijn zondagskledij. Om 12 uur die dag, een paar minuten nadat zijn zoon gedoopt was, stuurde schipper Bot zijn kleine, snelle boot door het Westgat, de branding in Drie dagen lang ploeteren en sjouwen samen met een drietal zeeslepers van Wijsmuller volgden, eer schip en bemanning in veiligheid waren. In de jaren erna volgden succesrijke tochten met de 'Dorus Rijkers' naar de kotters HD 291 (drie geredden) en HD 63 (drie geredden), de sleepboot 'Vulcaan' (zes geredden), het motorschip 'Zwaluw' (twee geredden), het Finse stoomschip 'Karhula' (achttien geredden), het visserij onderzoelcvaartuig Max Weber (vijf geredden), de HD 54 (twee geredden), de HD 131 (drie geredden) en de 'Beurtvaart' (twee geredden). Daarnaast waren er talloze tochten waarbij een zieke van boord werd gehaald, een kotter werd vlotgetrolcken, gezocht moest worden naar een overboord geslagen bemanningslid of een vermiste sportvisser, een losgeslagen jol. Vergeefse reizen ook vanwege loos alarm. Van het Finse schip 'Karhule' waren overigens elf mensen verdronken. Later is familie van de omgekomenen nog naar Den Helder gekomen om vanaf de reddingboot kransen in zee te werpen, ten einde de slachtoffers zo te gedenken. "Een ontroerende plechtigheid, dat prachtige zingen van die mensen heeft me diep ontroerd." Aldus Piet Bot bijna een halve eeuw later. 'Prins Hendrik' In 1952 werd de bijna dertig jaar oude reddingboot 'Dorus Rijkers' (1923) vervangen door de zelfrichtende reddingboot 'Prins Hendrik'. Er veranderde niet zoveel. Het mijnengevaar was verdwenen, maar de soms onverwacht opstekende stormen bleven. En dan gebeurden er toch weer rampen of bijna rampen, waar schipper Piet Bot en zijn mannen op af moesten. 56

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 18