was het niet. Pas na verloop van tijd en veel geschreeuw door de bemanning van de reddingboot, bleek dat ze stomdronken waren. Welnu: 'dronken mensen bij stormweer van boord halen is geen kleinigheid; zij doen precies wat ze niet moeten doen.' (blz. 114-118) En toen kwam de oorlog Op 10 december 1939 liep de 'Dorus Rijkers' voor het eerst uit naar een schip dat op een mijn gelopen was, de kustvaarder 'Immingham'. In het jaar erop voer de Helderse boot zestien maal uit naar in zee gestorte vliegtuigen, beschoten of getorpedeerde schepen of 'gewoon' gestrande schepen. Op 14 mei 1940 kreeg de 'Dorus Rijkers' 45 opvarenden van de voor Callantsoog getorpedeerde 'Johan Maurits van Nassau' aan boord, waaronder vele zeer ernstig gewonden. Het was de eerste keer dat de bemanning van de reddingboot echt te maken kreeg met slachtoffers van oorlogsgeweld. Er zouden nog vele keren volgen. zeemijnen en beschietingen En wennen deed het nooit. Vooral de reizen naar neergeschoten vliegtuigen waren deprimerend. 'Die reizen leverden nimmer goede resultaten op; de piloten vonden wij meestal dood onder hun toestel op de Wadden liggen. Dat was gruwelijk, temeer omdat we eerst het vliegtuig uit elkaar moesten slopen om de lijken te bergen.' (Coen Bot, blz. 147). Behalve gevaar van beschieting vanuit de lucht of het risico op een mijn te varen, had de bemanning van de reddingboot ook nog de handicap dat ze bij nacht en ontij geen hand voor ogen konden zien, omdat alle markeringslichten ontbraken. 'Zo stonden mijn zoon en ik samen op de brug, terwijl we om beurten stuurden. We konden geen hand voor ogen zien en er stond een harde tegenwind en een ruwe zee.' Aldus vader Coen in zijn herinneringen (blz. 151). Op Sint Nicolaasdag 1940 strandde bij ruwe zee een Deens stoomschip op de Zuiderhaaks. Bij het langszij komen stootte de reddingboot enkele malen zwaar tegen het gestrande schip. Toch lukte het alle 48 opvarenden aan boord te krijgen. Plotseling ontplofte een mijn op nog geen honderd meter afstand. De reddingboot sidderde en werd uit de koers geworpen. Het gevolg was echter dat alle geredden onder geen voorwaarde 'onderin' de boot wilden blijven. Doordat de mensen in paniek naar het dek kwamen dreigde het toch nog fout te gaan. Helemaal onterecht was de paniek overigens niet, want op de weg naar de haven passeerde de reddingboot nog een drietal mijnen. 'Ossian' De volgende dag bereikte de wind stormkracht. Weer moest de reddingboot eropuit. Nu naar het Zweedse schip 'Ossian' dat in aanvaring was gekomen met een hospitaalschip en op de Zuidwal aan de grond was gezet. Aanvankelijk wilde de bemanning niet van boord, maar toen de wind 's middags vanuit het zuidwesten tot kracht tien aanwakkerde, toch wel. Nauwelijks terug in de haven moest de 'Dorus Rijkers' er weer opuit. Er waren noodseinen gezien bezuiden Fort Oostoever. De orkaan hield onverminderd aan en het werd langzaamaan donker. Uiterste waakzaamheid was geboden in verband met de geringe waterhoogte bezuiden de haven en de daar liggende wrakken. Gelukkig was door de storm het tij extra hoog. Zo kon de reddingboot na vier mislukte pogingen tenslotte verbinding maken met de botter HD 82. De terugtocht met de botter op sleeptouw was een zwaar karwei: het was inmiddels donker, het water stoof, en de zee ter plaatse was ondiep. 'Ik voelde dat de 'Dorus Rijkers' enige malen aan de grond stootte, maar gelukkig niet op een wrak. Van de haveningang was niets te zien in deze ondoorgrondelijke duisternis. Na lang zoeken slaagden we erin de haven te vinden (Coen Bot, blz. 159) In totaal werden zo tijdens de Sinterklaasdagen van het oorlogsjaar 1940 in drie zware reddingstochten 73 zeelieden gered. Schipper Coen ontving voor deze reizen van de reddingmaatschappij de grote gouden draagmedaille, stuurman Piet de grote zilveren medaille (met bijbehorend getuigschrift). 'Magdalena' Er volgden nog meer reddingen in de oorlogsjaren. In totaal werden er in die periode 342 mensen door het reddingstation Den Helder gered. In die moeilijke jaren ontving stuurman Piet nog diverse onderscheidingen waaronder de kleine zilveren medaille van de Duitse reddingmaatschappij en een grote zilveren medaille van de Koning van Zweden. Laatstgenoemde medailles ontving hij voor de redding van 19 bemanningsleden van het Zweedse schip Magdalena. Het was 7 november 1941, half vier 's nachts. Het was slecht weer en pikdonker, maar het Zweedse stoomschip 'Magdalena' verkeerde in nood Toen ze er eindelijk waren stapten veertien man over, maar vijf weigerden. Nauwelijks thuis, moest de reddingboot er wéér op af: de overige vijf wilden nu toch wél van boord! 'Daar sta je dan en je denkt: hebben die lui dan helemaal geen hersens in hun hoofd? Wij zouden nu nog eens ons leven moeten wagen.' (Coen Bot, blz. 164) Maar goed, ze gingen toch weer. Vier kregen ze zonder meer aan boord, de vijfde echter raakte te water en kon pas met heel veel moeite worden gered. Deze vijfde man was uitgerekend de enige Duitser aan boord, de zogenaamde geleide officier. De man zei dan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 17