verwisseld. En als ze in de hemel
zijn, dan weet ik zeker, dat ze daar
met de bokkenwagen rond rijden,
want dat was een familie hobby
bij hen thuis. Tollen dat deden
we ook. Een stokkie met een oude
veter en een tol en klaar was je. Ja,
tollen had je in diverse soorten. Je
had ze in granaatvorm, zoals wij
ze meestal hadden, in paddestoel
vorm, die ik niet zo fijn vond en
je had ze ook in een langwerpige
conusvorm. Die waren, door de
fabrikanten mooi geschilderd
en dus duur en daarom hadden
wij meestal de granaatvormigen.
Met een kleurkrijtje, zetten we er
streepjes op en als de tol draaide,
kreeg je een prachtig effect.
Hoepelen, deden we ook en daar
had je ook diverse soorten in. Je
had de platte houten hoepel, die
je in de winkel kon kopen. Maar
als het hard waaide, had je er
niets aan, want dan waaiden ze
weg. Beter waren de hoepels van
rondijzer, die je bij de smid kon
kopen. Die hoepels, daar zat vaak
een oog om gesmeed met een
handvat eraan. Maar ik deed het
meestal met een oud fietswiel. Er
waren in onze buurt veel grote
gezinnen. In een van die gezinnen
waren wat grote jongens thuis,
die gezamenlijk een grammofoon
hadden, 's Zomersavond zetten ze
die grammofoon vaak buiten en
draaiden dan de platen die toen
populair waren. Of ze speelden zelf
op een harmonica met een soort
slagwerk erbijDe buren zetten
dan vaak wat stoelen buiten en
genoten van de muziek mee. Het
gebeurde wel, dat ze er op gingen
dansen. Ja, die grammofoon met
zijn grote groene hoorn, was in
Het 'huisje' was
buiten (tekening
Trees Witmer)
die tijd een wonder van techniek.
Elektrische grammofoons waren er
toen nog niet. Die zelfde jongens
staken op Koninginnedag vaak
vuurwerk af en dat was helemaal
het einde. Zelf had je hoogstens een
paar bengaalse lucifers of een paar
sterretjes. Maar de jongens hadden
voetzoekers en zevenklappers en
gouden regen. Ja, je kon je in die
buurt best vermaken. We speelden
ook veel schuilhokkie. Dat was vaak
moeilijk zoeken, vooral
's avonds, want de jongens
klommen in de smalle stegen
omhoog door zich met rug
en benen tegen de muren
schrap te zetten. Bij de geringe
straatverlichting van die tijd
was het dan niet eenvoudig ze te
vinden. Er kwam toen ook geen
licht uit de huizen, omdat bijna
ieder huis nog luiken had, die 's
avonds gesloten werden. Maar
als het slecht weer was, dan zat
je thuis, waar het ook gezellig
kon zijn. Als je onder de ruisende
gaslamp zat te ganzenborden of een
ander spel deed en de waterketel
op de kachel stond te zingen en
je moeder een kop anijsmelk of
chocola maakte, dan was de avond,
die maar tot 8 uur duurde, zo om.
En als je dan ook warm was en de
wind om de dakpannen hoorde
loeien en de regen kletterde op
het dakraam, dan kon je zo intens
genieten, dan wilde je er beslist
niet uit om te wandelen in Den
Helder.
(wordt vervolgd)
Jan Limburg
N.B. Wie van u kan de redactie
vertellen wie deze J. Limburg
was (is) en in welk blad dit
verhaal oorspronkelijk is
verschenen?
49