n~!
Het Marinehospi
taal, het werkter
rein van dokter
Bottema
was dus woedend om deze extra
beurt. Een paar dagen later werden
alle attributen die bij een parade
horen te voorschijn gehaald zoals
steek, epauletten, sabel, koppel, en
naar beneden gebracht. Even later
verscheen vader in groot tenue
- broek met gouden lat, lange jas
met goudgalon boord. Moeder
moest de boord dichthaken om
vaders hals, daarna werd de sabel
aangekoppeld, epauletten werden
in de trenzen geschoven en met de
steek onder de arm verdween mijn
vader in een, o luxe, wachtende taxi.
De Marinekapel en de colonnes
adelborsten in tenue met koppel
en ponjaard, matrozen van de
verschillende marinevaartuigen
liepen in groepen de trap af en
verdwenen over de Hoofdgracht.
Een pothoed werd op mijn hoofd
gezet (zonde van het kapperswerk)
en even later liepen moeder,
Kees en ik temidden van vele
Heldernaren naar het plein met
monument bij het gemeentehuis
(het Westplein, later Helden der
Zeeplein). Moeder had een pasje
en op vertoon daarvan mochten
we in een hoek vooraan staan. Tot
mijn vreugde stond mijn vader
vlakbij ons tussen allerlei in groot
tenue gestoken figuren. We hebben
ademloos gekeken naar een wit
bepluimde admiraal (die kenden
we wel van uit het Paleis) en een
man met een ketting om. Daarna
gaven die twee mannen mijn
vader en de andere mannen, die
naast hem stonden, een hand en
de Marinekapel begon te spelen.
Pas later begreep ik dat mijn vader
met de anderen naast hem een
ridderorde had ontvangen.
Evenwichtsoefeningen
Een andere groot tenue-herinnering
is het bezoek van Prins Hendrik aan
Den Helder. Toen zal er ook wel
een parade geweest zijn, dat weet ik
niet meer, maar wel dat vader mee
"aan moest zitten aan het banket".
Nu is genoegzaam bekend dat Prins
Hendrik een vurig aanhanger was
van het schone lied:
We lusten er wel één,
We lusten er wel twee enz. enz.
De prins deed de officieren wel
eer aan, en de officieren deden de
prins eer aan. Het is de enige keer
geweest dat ik mijn vader uitbundig
vrolijk van een officiële receptie
heb zien terugkomen. In stijgende
bewondering zagen Kees en ik
de evenwichtsoefeningen op het
tapijt aan, en ondanks onze luide
toejuichingen was mijn moeder
kwaad (totaal onbegrijpelijk voor ons).
Consternatie
Overigens, mijn vader was nooit erg
onder de indruk van het officiële
decorum van het uniform, getuige
het volgende voorval. Zo gauw vader
thuis was, ging de uniformjas uit
en werd een huisjasje aangedaan.
Eens na het eten moest mijn
vader nogal haastig weer naar het
hospitaal. Snel zette hij de pet op en
liep de deur uit. De consternatie die
hij hiermee oogstte bij de diverse
schilwachten die hij passeren moest
was onbeschrijflijk. We hadden het
voordeel dat vader nooit hoefde te
varen. Buiten de dagen dat vader
de wacht had op het ziekenhuis
was hij altijd weer op tijd thuis.
Veel vaders van onze vriendjes
en vriendinnetjes waren soms
maandenlang op zee. Een van de
jongere "broertjes", die ook op het
Havenplein woonde, sprak zijn
vader bestraffend toe, toen de man
bij terugkomst zijn vrouw in de
armen sloot: "Jij durreve".
7